Zij opende de ogen treurig, en haar tranen vloeiden over.
— Ach Emilietje... mijn kindje... mijn kindje... wees niet boos op oma! Ze wordt oud, mijn lieve kind... Ze was het voor een ogenblik kwijt... Ja, ja, ze was het kwijt... Het is waar, mijn kind: jullie zijn niet meer samen... O, het is treurig, het is treurig... Je had het niet zo gauw moeten doen... Je had nog geduld met hem moeten oefenen... Zie je, kind, een scheiding, dat is altijd innig treurig in een familie... Je weet, tante Constance... Nu, die had heel veel verdriet gehad... Jij ook, jij had heel veel verdriet... Hij sloeg je... ja, oma weet het wel... Maar je had dat niet zo moeten aan de klok hangen, kind... Zeker, je had je niet moeten laten slaan... Maar je had hem met zachtheid... met waardigheid... moeten overtuigen... dat hij verkeerd deed... Als een vrouw waardig is... slaat haar geen man, mijn kind. Maar je was driftig... je hebt gestampt... je hebt teruggescholden... scènes uitgelokt, kind... Ja, ja... oma weet het heel goed... Oma herinnert zich alles. Mama zei wel...: alles gaat goed... maar oma merkte het wel... merkte wel, dat het helemaal niet goed ging... Als je waardig was geweest, mijn kind, had hij je nooit durven slaan... En, wie weet... dan had je langzaamaan hem zachter gemaakt... gemaakt, dat hij je achtte... en nog een heel dragelijk leven gehad... Zie je, kind, er is altijd wat... in het huwelijk... Het is niet zo, als de jonge meisjes denken... als ze verliefd zijn. Er is altijd moeilijkheid... wennen aan elkaar... zich voegen naar elkaar... Denk je, dat grootmama nooit wat gehad heeft met grootpapa... O zo dikwijls... en later nog... na al jaren getrouwd te zijn geweest. Over arme tante Constance... o, wat zijn grootmama en grootpapa het dikwijls oneens geweest... En mama en papa... denk je, dat die nooit wat hebben gehad? Drift, Emilietje... dat is in onze familie... Maar dat is iets, dat je kalmeren moet... Een vrouw moet waardig zijn tegen haar man... het is zo jammer, het is zo jammer geweest... Ach kind, en waar ben je nu toch? Niet bij mama, in Baarn... Waar zeg je...?? In Parijs, woon je in Parijs... Met Henri...? Maar zie je... Henri ook ... ja, oma suft nog niet helemaal... Henri zo weggegaan van Leiden... foei... waarom niet afgestudeerd... en naar Indië... En wat doen jullie daar nu? In Parijs? Het is heel aardig, dat jullie zo zijn met elkaar... maar het is overdreven, Emilietje... Ja, ik herinner het me nu: ze zeiden, je woonde in Parijs... Ik had het al wel gehoord... Maar wat is dat nu, voor een leven... Je beetje geld, wat je van arme papa hebt gekregen, daar nu opmaken, in Parijs... Wat moeten de mensen daar nu van zeggen... Foei... neen, grootmama is niet tevreden... Grootmama vindt het niet aardig van jullie... In plaats van rustig bij je man te blijven... in plaats, dat Henri rustig afstudeert! Wat betekent dat alles,