— Ben je uitgerust, oom?
Ernst knikte weemoedig van ja.
— Willen we dan niet wat lopen? Anders is de dokter niet tevreden, oom.
Zij stonden op, en liepen voort, de duinen op, af, op, af, zwijgend. Ernst was heel somber en eindelijk zei hij:
— Zie je, het is me te zwaar jullie allen... jullie allen te helpen... Zie je, jullie zijn zo velen, dat ik je niet alleen beschermen kan... hoe gaarne ik het ook al zou willen. Ook moet je niet vergeten, dat het al van duizenden krioelt om me heen... Die zijn wel niet levend meer... maar die voelen toch... Dat zijn de zielen... Die laten me nooit met rust... En nu nog te zorgen voor jullie allen, die leven... het wordt me te zwaar, het wordt me te zwaar soms... Daar heb je mama, arme vrouw... De hele wereld is achter haar aan, en als ik er niet telkens voor zorgde, dan zouden ze haar verstoppen, begraven... Dan heb ik te zorgen voor papa en voor jou, voor oom Gerrit, voor oom Paul en voor wie al meer niet... Ik moet voor jullie allen zorgen... Jullie zien nooit en weten niets, jullie leven in een droom, jullie lopen blind... in je aller verderf... Als ik er niet was... wie zou voor jullie zorgen! Als ik morgen dood ga, wie zorgt er dan voor jullie...! Als ik er over tobde en niet rustig mijn plicht deed, dan werd ik gèk met er aan te denken... En nooit blijven jullie om mij heen... Altijd dwarrelen jullie rond, en zijn de ellendelingen achter jullie, om je te verstoppen en te begraven... Hadden ze verleden niet oom Gerrit beet, in kettings, onder mijn kamer... Ik heb hem de hele nacht gehoord, en ik heb hem niet kunnen verlossen... voor... voor...
Hij zocht, streek met de hand over zijn haar, zei meewarig:
— Addy, beste jongen, je moet niet meer bij me komen... Heus, oom is in een gemeen huis. Het is een gemeen huis bij die dokter... Er gebeuren verschrikkelijke dingen 's nachts... Je bent te jong, Addy, om in zo een gemeen huis te komen... Beloof me, dat je er niet meer komt...
— Oom, het is bij de dokter geen gemeen huis...
— Wil je weer beter weten? Je bent jong en je weet niet en ziet niet... Er gebeuren 's nachts schandalen, schandalen, in alle kamers... Ik zal mama zeggen, dat ze je weg brengt: ik kàn niet voor jullie allen zorgen...
— Oom, u moest nu eens niet denken aan al die dingen, en genieten van te wandelen, van de lucht, van de bossen, de duinen, de wolken...
— Ja, dat zeg je, niet denken... en genieten... genieten...
— Van de natuur...
— Van de natuur...
Zijn zwarte dwaalogen ontmoetten Addy's klare blik. En plotseling hield hij stil, zei: