Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/452

Deze pagina is proefgelezen

— en het was omdat zij wist, dat hij zijn vader meer liefhad dan haar, en toch met haar het eerst wilde spreken...

— U zal het begrijpen, mama, als ik het u zeg. Ik voel niets geen roeping, om een carrière te volgen, waarin men zeker veel worden kan, als men zou behoren tot de vier, vijf grote mannen, die er in uitblinken... En dan nog... Al behoorde ik tot... tot die vier, vijf... al behoorde ik tot ze in talent, in genie — wat ik nooit doen zal — dan zou er nog iets in mij zijn, dat mij verhinderen zou mijn doel te vinden in een leven en een werkkring, die beide geheel in strijd zijn met mijn natuur... Ik zou er altijd, mama, te eenvoudig voor zijn en te natuurlijk, je Hollandse jongen...

Hij boog zich een beetje lachende naar haar over, en zij zag hem eensklaps, heel correct in een rok, tussen de jonge diplomaten, die zij zich herinnerde van vroeger, uit Rome... Neen, zó leek hij niet op zijn vader...

— Terwijl dat andere, dokter te zijn, dat voel ik, heel duidelijk, als het enige, dat mij roept en waarin ik goed zal zijn. Mag ik er eens over praten, hoe ik dat voel? Er is voor mij niets, dat me meer interesseert, dan de mens zelf... en hem te bestuderen, uiterlijk, innerlijk. Dat is voor mijn verstand. En dan, mama, is er ook een kwestie van gevoel. Er is niets, waarvoor ik zo voel, als voor een mens, die lijdt, lichamelijk, of moreel. Er is dan een natuurlijke drang in me, zo doodeenvoudig weg, als zitten of lopen of praten — om te helpen, zoveel ik kan. Zo voel ik het en zo heb ik het u gezegd. Met meer woorden kan ik het u niet zeggen. Het zouden, ongeveer, altijd dezelfde woorden zijn. Maar zo, als ik het u zeg, heb ik hoop, dat u het begrijpt, en het meevoelt met mij, mama. En dan, moedertje... is er nog iets, en dat ik bijna niet durf zeggen, omdat je misschien zal denken, dat ik het me verbeeld...

— Zeg het, mijn jongen.

— Het is dit, mama; ik voel in mij een kracht om te genezen... En ik voel, dat die kracht groeit.

Zijn grote ernst verschrikte haar

— Maar dit, mama, zeg ik alleen aan u, en wil ik aan niemand anders zeggen... Ook niet aan papa, omdat ik voel, dat hij het niet zou begrijpen. Ik zeg het alleen aan u, en ik zal het nooit aan iemand meer zeggen... Ik zeg het aan u als een rechtvaardiging voor wat ik doen zal... En is het niet, wordt het niet als ik denk, dan zal u mij vergeven, niet waar, want ik ben nu te goeder trouw.

— Mijn kind...

— Wie zal mij zeker zeggen, dat ik mij niet vergis, mama en dat ik het nu niet heilig, heilig weet, voor mij... Het is iets heel huiverigs het heilig te weten, voor zich... Ik zou bijna zeggen: het heilig te weten voor anderen... is niet zo huiverig als het te doen voor zich ... Maar toch... dit...