Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/456

Deze pagina is proefgelezen

mond en zijn gretige handen: verliefd met de gulzige zinnen van zijn groeiend en bloeiend lichaam, lichaam van schooljongen en jonge man tegelijk... O, hij lachte nu nog om de souvenirs, hij zag nu nog de school voor zich en, in het speeluur, het listige spieden tussen het riet aan de stoot naar de karretjes van de schoolmeisjes; de jonge nonna-vrouwtjes, die, in haar witte baadjes, uitgluurden tussen de zeildoeken van het wagentje; de jongens de zoen gegooid naar haar toe met trillende vingers, de meisjes terug de zoen gegooid naar de jongens-minnaars in het riet... En de afspraakjes, in de grote, donkere tuinen; het branden en gloeien op de kinderborst, o hij herinnerde het zich alles... en hij zag, als hij eenzaam reed, hoewel hij nu lachte met de lach van zijn leeftijd — al de meisjes voor zich, op wie hij verliefd was geweest, hij schooljongen, te Buitenzorg...

Een mooi fijn bleek blond meisje, maar daarna al heel gauw de purperen lachlippen van een kind, dat — dertien jaren — al vrouw was, met haar rijpe buste en haar dolle zwarte kroeshaar — en daarna verliefdheid op verliefdheid... Ook herinnerde hij zich in de bergen, op een koffieland, de jonge vrouw van maar even twintig, die hem, jongen van vijftien, in haar armen had genomen, en haar omhelzing niet had gestaakt voor hij man was... Zij had het hem geleerd, het geheim, dat broeide in zijn bloed, dat klopte in zijn aderen, dat bloosde naar zijn wangen, en dat hem de adem benam, zodra hij naderde wat vrouw was: het geheim, dat de jongen wel wist van weten, maar niet van ondervinding. En sedert zij het hem geleerd had, was in hem geweest als een gezonde hysterie, als een grote zinnelijkheid, een grote lijfslust van zijn opkrachtende lichaam; een overmate van krachtigheid, die zich verspillen moest; hij naderde geen vrouw meer, of het was vlug de snelle opname, van haar armen, haar wieggang, haar buste, haar blikken en lachen; als hij haar op straat voorbij ging, even het vlugge omkijken en de gehele silhouet als lichtbeeld gedrukt in zijn zinnelijk verbeelden, tot de volgende vrouw, ontmoet, het vervaagde met haàr laatste afdruk. En, jonge man in Holland, kadet te Breda, had de lustbehoefte zich zo ontwikkeld, dat zij geweest was als eén grote obsessie, of het een dorst was onlesbaar, voor zijn jonge broeiende mannezinnen; jong officier, was het daarna geweest de ene vlugge lustliefde na de andere, het lachende genot genomen met al de zorgeloosheid van een jonge overwinnaar. Zijn sterk gestel, een plegen van hygiëne, had hem straffeloos zo kunnen doen overwinnen, jaren lang, maar toch, toen was het al dikwijls bij hem geweest een zo plotse neerslag in stil geheime moedeloosheid, als werd het alles zwart voor hem, nodeloos, nutteloos en dreigend somber. Niemand van zijn kameraden, die het zag; niemand van broers of zusters. Vertoonde hij zich dezelfde dag, hij was de brusk joviale officier, groot, blond, breed, luidruchtig, de blague in de stem, de vrouwenwaardering in zijn