Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/467

Deze pagina is proefgelezen

— Maar wat heb je dan te doen, Dorine!

— Beste Gerrit, ik zal je niet vervelen, met een opsomming van mijn bezigheden. Laat het je volstaan, dat het leven me soms te druk is, want ik vind nooit een ogenblik rust...

Hij zette zich en keek naar haar lunch.

— Ik was gekomen om een boterham bij je te eten, en om je eens te zien. Maar ik merk, dat je zó een haast hebt en niet heel veel op tafel, zodat ik wel niet welkom zal zijn...

— Denk je, dat ik in mijn eentje hier zit te smullen... Neen, beste broer, daar heb ik geen tijd voor.

— Heb je een boterham voor me...

— Een boterham, jawel. Ik zal om een paar eieren voor je bellen. Zij belde, bestelde de eieren, en Gerrit kreeg een bord, op de rand van de ongedekte tafel.

— Ik ben blij je eens te zien, zusje, zei Gerrit. Ik zie je nooit meer, nu we elkaar bij mama niet meer zien.

— Nu, maar er is aan mij niets te zien.

— Nou, aimabel ben je niet vandaag. Heb je ook een glas bier voor me.

— Neen, bier heb ik niet.

— Wat drink je dan...

— Water, zoals je ziet.

— O, drink je niets dan water. Nu, dan zal ik ook maar een glas water nemen. Ik heb ook niet veel honger... jokte Gerrit, die altijd honger had. En zeg me nu eens, Dorine, ga je niet eens naar Nunspeet kijken.

— Ja, zei Dorine bedenkelijk: ik moet eigenlijk wel naar Nunspeet. mama heeft me geschreven... Adeline ook... maar ik weet het niet te combineren.

— Hoe meen je: te combineren.

— Nu — met wat ik hier te doen heb...

— Maar wat heb je dan toch te doen?

— Ach Gerrit, heus niets, dat jou zou interesseren... De kwestie is, dat ik wel goed genoeg ben om naar Nunspeet te gaan.... maar dat het natuurlijk zou zijn om bonne te zijn voor jouw kinderen.

— Maar Dorine!

— Ja natuurlijk! zei zij boos, bits. Om bonne te zijn voor jouw kinderen.

— Ik geloof, dat je daarvoor niet bang hoeft te zijn. Lien heeft de juffrouw mee...

— Nu, waarom wil dan iedereen me naar Nunspeet hebben: mama, Adeline, jij... Voor Ernst kan ik niets, want Ernst maakt me te zenuwachtig...

— Maar Dorine, voor eens een verandering... omdat je hier zo eenzaam bent.

— Eenzaam... eenzaam... zei Dorine.