Ruyvenaer was druk, maar vrolijk — omdat hij won, met Gerrit, Bertha en Constance, geen van beiden bij de kaarten, spraken door, speelden slecht. Bertha was al bijna geheel grijs — grijzer zelfs dan mama Van Lowe. Zij had een beetje een plechtig gezicht, zij leek op haar vader: de harde strakke trekken, de harde donkere ogen, de dunne lippen. Haar oogleden knipten altijd, of zij moeilijk zag. En zij had in haar wijze van praten iets verstrooids, alsof zij altijd aan iets anders dacht. Zij was goed gekleed, eenvoudig, met smaak.
— Ik vind het zo aardig. dat jullie huis zo een herhaling is van ons ouderlijk huis... van vroeger, zei Constance.
— Ja, zei Bertha. Wat is troef...
— Je hebt zelf ruiten gemaakt, zei Gerrit, de ritmeester, flink, breed en blond. Zusje, oppassen.
— En je hebt zeker een heel druk huis, Bertha?
— Ja zei Bertha. Heel druk.
En zij speelde een verkeerde kaart.
— Ik heb dat ook zo gekend, die drukte, zei Constance. Dat was in Rome ook zo, verschrikkelijk druk; op éen dag altijd vier, vijf dingen, waar je je onmogelijk aan kon onttrekken...
Bertha glimlachte vaag, en Constance voelde eensklaps, dat zij niet over Rome spreken kon. Zij schrikte: zij kon de naam van De Staffelaer niet uiten, zij moest geheel die tijd van grootheid niëren... Het maakte haar eensklaps zenuwachtig, want zij had niet gedacht, dat zij, te midden van haar broers en zusters, zich ook bedwingen moest, tact moest tonen... Zij was juist tot hen gekomen om, spontaan, zich te kunnen ontspannen... maar zij voelde in Bertha zeer sterk een afkeuring, dat zij over Rome dorst praten... Zij had over Rome willen praten, een beetje uit ijdelheid, om haar zuster, de vrouw van een minister, die "meedeed", te herinneren dat ook zij die grootheid gekend en geleefd had... Maar zij voelde, dat zij nederig moest zijn: dat zij niets meer was dan mevrouw Van der Welcke: de zuster, die een misstap had gedaan, getrouwd was met haar "amant" en, na jaren, in genade door de familie aangenomen. Dit sprak duidelijk uit Bertha's plechtig Van Lowe-hard gezicht met de knippende ogen — ook al zei Bertha geen woord. Constance zweeg, speelde; oom Ruyvenaer, druk, tapte moppen...
— Daar valt de vrouw! zei hij, dik. Dit is éen gevallen vrouwtje meer! juichte hij luidruchtig.
En uitspelende zijn aas, streek hij met een brede zwaai van zijn hand de zet op.
Constance was bleek en Bertha knipte de ogen helemaal dicht.
Maar Bertha was te veel gewend aan ooms vulgaire onhandigheden, om er zeer getroffen door te worden, en zij kwam, correct, uit in de invite van haar partner.
Constance hield zich strak, speelde na. Zij had in een van haar zenuwbuien kunnen uitsnikken, maar zij bedwong zich, wetende,