Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/507

Deze pagina is proefgelezen

— Ach, klaagde mevrouw Van Lowe. Je moet me niet meer zo lang alleen laten. Ik kàn je zo lang niet meer missen. Het is zo donker, zo somber, als jij er niet bent, mijn Cony... Jawel, ze zijn allen geregeld aangekomen. Maar ze zijn niet zoals jij... kind. Ze begrijpen me niet meer, schijnt het. En zijn ze dan weg, dan zit ik hier, en ik ben zo alleen, zo alleen... Nu zeuren ze, dat ik een juffrouw moet nemen, of Dorine bij me, in huis... maar ik wil niemand in huis. Het is zo een last. Weer een mens meer in huis geeft last. Ik kan niet alles meer nagaan. Ik zit hier maar, aan mijn raam... En de arme mevrouw daar... is dus gestorven... Iedere dag sterven er mensen... Ik begrijp niet waarom ik moet blijven. Ik ben voor niemand van nut meer. Ik zit hier maar, ik geef jullie last: jullie tobben over me... jullie moeten maar geregeld komen ... om te zien hoe ik het maak. Ik begrijp niet waarom ik moet leven. Het zou veel beter zijn, als ik maar dood ging... Er is voor mij niets meer weggelegd... Ik heb geen illuzies meer. Geen enkele. Zelfs je jongen, Cony... wat een idee van hem... om dokter te willen worden... Hoe weet hij nu of hij daarvoor geschikt is...! Het is gelukkig, dat je terug bent. Ik kón niet meer buiten je. Blijft de oude man daar nu alleen, in het grote huis... net als ik hier alleen ben gebleven?

— Neen, mama, hij blijft niet alleen. Er komt een nicht, u weet wel, de oude freule Van der Welcke...

— Neen, ik herinner me niet. Mensen, namen, dwarrelen me dikwijls.

— Nicht Betsy Van der Welcke...

— Neen, ik herinner me niet...

— Ze komt bij de oude man. Wij hadden liever een goede juffrouw bij hem gehad omdat ze al zo oud is.

— Juffrouw, juffrouw. Jullie willen maar bij iedereen een juffrouw hebben. En de oude man blijft daar dus alleen...

— Neen, mama... er komt de oude nicht.

— Welke oude nicht?

— Nicht Betsy Van der Welcke.

— Wie?

— Nicht Betsy, mama.

— O ja, nicht Betsy. En een juffrouw...?

— Neen, geen juffrouw...

— Nu, dan is hij goed verzorgd... met nicht Betsy en een juffrouw. Beter dan ik, hoor. Ik zit hier maar alleen.

— Maar dat is ook niet goed. U moet iemand nemen.

— Ik dank je voor een juffrouw.

— Of Dorine...

— Zo, jij ook al met Dorine. Neen, ik wil niet Dorine. Ze is me te druk.

— Ze is zo veel uit.

— Neen, ze is druk... Ach kind, het is niet lief, dat ik het