Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/521

Deze pagina is proefgelezen

toegezien, dat de meiden de speeltafels klaar hadden gezet, had zij volgens haar gewoonte toegezien op de boterhammetjes, de koekjes, de wijn, die onveranderlijk stonden klaargezet in het zijkamertje, onder het grote portret van haar man, de oud gouverneur-generaal. Maar de oude mevrouw was niet als gewoonlijk en Dorine — bleek, ontzet — schrikte heel vreemd op, toen zij vroeg:

— Dorine, wie heeft nu weer het portret van papa verhangen...

Brommig en streng vroeg het de oude vrouw.

— Maar mama... het hangt daar al sedert jaren... Na papa's dood... zei u, dat u het niet altijd voor u kon zien in de salon... en is het verhangen.

— Wie... zeg je... heeft het verhangen?

— Maar uzelf, mama.

— Ik...

— Ja, u...

— O... ja... herinnerde zich de oude vrouw. Jawel... jawel... ik herinner het me wel; ik vraag het alleen maar, omdat... het hangt hier zo vreemd... in het kleine kamertje... en het is toch zo een mooi portret...

Dorine zeide niets meer. Zij beefde op haar benen, en toch spreidde zij de kaarten uit.

Nu kwamen Karel en Cateau.

— Wat is dát vreeslijk! zei Cateau bleek. Wij zijn toch maar gekomen, voor mama... niet waar... Kàrel?

— Mama weet van niets... zei Dorine. Maar we zullen het haar onmogelijk kunnen verzwijgen... Otto is naar Baarn om Bertha voor te bereiden.

Ook de Van Saetzema's kwamen nu binnen.

— Bizonderheden zijn niet bekend? vroeg Adolfine.

— Neen, fluisterde Dorine, schichtig, nu mama naderde.

— Wat zijn jullie allen laat! mopperde de oude vrouw. Waarom zijn oom Herman en tante Lot er nog niet... En waarom zijn tante Tien en tante Rien nog niet gekomen?

Er was een ogenblik pijnlijke stilte.

— Maar ze komen immers niet meer sedert enige tijd, mama, zei Adolfine zacht.

— Wat zeg je... Zijn ze ziek?

— De oude tàntes komen al lang niet meer 's Zondagsavonds, zei Cateau met veel meewarige nadruk.

Plotseling scheen mevrouw Van Lowe zich te herinneren... Ja, het was waar: de zusters kwamen al lang niet meer 's Zondagsavonds... Zij schudde het hoofd met die knikkende toestemming en weting der treurige dingen van ouderdom en voor de kinderen nog duistere toekomst...

— Er is iets, dacht zij bij zichzelf, en zij scheen te willen turen voor zich uit.