Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/564

Deze pagina is proefgelezen

— Neen, neen, zeide zij. Het is donker. Er is geen licht.

— Wilt u het gas niet op, grootma?

— Er is geen licht.

— U zou beter doen te gaan slapen.

— Mama komt.

— Ze zal niet meer komen, oma.

— Ze komt...

Een bel klonk, en Addy schrikte.

— Ze komt... herhaalde de oude vrouw.

Addy ging de trap af, deed open. Het was in de sneeuwjacht met een rijtuig, Constance.

— Mama...

— Ik ben gekomen... De dokter, papa... zijn bij tante Adeline...

— Grootma wacht u...

Zij gingen binnen. En het was Constance of zij na de verklaring van buiten en de hele wanhoop daarginds... het hier... in huis... zag zwart sneeuwen met duistere zwarte vlokken, binnen de gang, binnen de kamers, en het gelaat van haar moeder, die zat bij de ene kaars, staarde haar aan als een schim, met de ogen, gedoofd van blik...

— Mama...

— Constance... gaat het goed... met Gerrit?

— Ja... o ja... mama!

— Dan kind... is het goed. En met Ernst ook... ging het goed?

— Ja mama... o ja...

— Dus gaat het met allen goed...

— Met allen, ja... mama!

— Dan is het goed... dan is het goed... Vooral omdat het vanavond is... — Wat mama?

— Voor het laatst. De laatste Zondag. Ik ben te moe, kind... en zij allen... zij zijn te ver... En als het nu gaat... hun allen goed...

— Dan...?

— Dan... niet meer... niet meer 's Zondags... En het huis hier... is te groot... en het huis is zo koud, zo koud. Het huis is zo koud en zo groot... En zo donker is het koude huis... En mama wil... mama wil...

— Wat wilt u, mama?

— Kind... bij jou... nu je terug bent... uit Brussel... Bij jou... kind... mama... mama... wil bij jou...

— Wilt u bij ons komen... mama?

— Ja, bij jou... kind... Bij jou, kind... Dus... gaat het... met Gerrit goed?

— Ja, o ja, mama... het gaat hem goed...

— Dan... dan is alles goed...