de leraars, de lessen daarginds... vooral Alex voorspiegelend, dat het daar alles geleidelijk en gemakkelijk gaan zou. Wist hij niet en doorzag hij niet, Addy, dat de jongen zo vreeslijk opzag tegen het leven — de dagen, die komen zouden — omdat altijd een schemering op hem neer was blijven drukken — de schemering van de zelfdood van zijn vader... Het had het kind, voor zover hij het toen begrepen had, een ijzing gegeven, en donker was het plotseling om hem heen geworden, om zijn kinderziel, en toen de gedachten zich later in hem hadden ontwikkeld, was altijd gebleven de bangheid in die duisternis, omdat iedere dag het onbewuste leven voortging... en omdat zijn vader zich, waarom, waarom? — uit het onbewuste leven had weggerukt, de zelfdood had gedaan... Zo — zonder dat Alex toch had gesproken — meende Addy het te doorzien: zo doorzag hij het in werkelijkheid, met die vreemde blik van doordringen, met die vreemde gave van visionaire diagnose... En als hij zo doorzag een ander, dacht hij niet meer aan zichzelf, week zijn zelfonvoldaanheid van hem weg — en scheen hij voor die ander te weten, zeker en vast te weten, heilig te weten — zoals hij nooit wist voor zich... Terwijl zij doorliepen en hij Alex' arm vast hield, meende hij, dat de lome stap van de jongen rhythmischer werd en rustiger... Dat zijn antwoorden — nu zij doorspraken over Amsterdam, over de leraar, bij wie hij zou inwonen — klankrijker werden, als stelde hij dieper belang... Twijfel klonk niet in Addy's stem; integendeel, zijn stem deed klaar in de mist, hangende onder de bomen en over de weg — de beide jaren van studie daarginds het gehele leven daarna van werkzaam mens — opkleuren als een helder bestaan, dat zich openbreidde, met zijn onbewolkte kimmen van menselijke toekomst, — of heel het onbewuste leven gemakkelijk zou gaan langs geleidelijke lijnen... Hijzelf, hij had ze nooit zo gekend, de vrees voor de dagen, die komen zouden — omdat hij in die toekomst zijn doel vóor zich gezien had... Waarom dan ziekte in hem de onvoldaanheid...?
Nu, nu wilde hij niet aan ze denken; nu week ze van hem weg als een spook. Nu, nu voelde hij — zelfs na zijn slaaploze nacht — de energie zich in hem krachtig spreiden, de fluïde uit hem stralen als vitale warmte. Nu, nu voelde hij alleen de weldadige drang die jongen naast zich zijn komende leven te doen inzien, hem zijn toekomstangst te ontnemen. Mystische machten dwongen hem het voor een ander uit te doen lichten, en op te doen klaren de sombere angst voor de komende dagen...
En toen hij afscheid had van Alex genomen, omdat hij niet tonen wilde welke weg op zijn zieken woonden, ging luchtiger de jongen terug, of de angst zo zwaar niet meer drukte, in de helderder opgrijzende hemel... hoe hij ook dacht aan zijn vader... altijd... hoe hij ook iedere dag duidelijker voor zich zag het lijk van zijn vader in bloed.