Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/617

Deze pagina is proefgelezen

zitten van de oude grootmoeder aan het serre-raam — het was zelfs om het bleke, altijd treurige gezicht van Adeline, zo hulpeloos; het was om de stille melancholie van Emilie, die nooit veel meer sprak, gebroken... In het sombere huis zaten zij of bewogen zij als in een atmosfeer van verleden dingen, die samensmolt met de eigen atmosfeer van het huis zelf, als waren zij kleine, verschemerde zielen, — gebroken door het leven en daar schuilende in het veilige huis, nu de winter eeuwig scheen, nu de zware luchten zo drukten... Het was of een sfeer van herinnering wolkte om die oude vrouw, als zij stil zat en staarde, als zij speelde met onnozele Klaasje; het was of een laatste weerschijn van sombere tragiek trilde om de eenvoudige moeder van zo vele kinderen, door de zelfdood van haar man geslagen van tragische wondering, dat zo plots en zo fel en zo wreed het harde leven kon slaan; — het was of een vreemd geheim van ziel sluimerde in de treurige ogen van die jonge vrouw — Emilie —: een geheim, dat zij nooit zou zeggen... Somber was het huis en somber de eeuwige wind, die er om woei — vol vreemde stemmen... van dingen van weleer — en zij maakten het huis niet helder, de drie treurige stille vrouwen — zo verschillend van leeftijd — zo effen somber van melancholie... Zij maakten de huishoudelijke morgen niet helder, in het huis daar aan de verregende weg, en het was Constance zelf, die, gevolgd door Marie of Adèletje stilletjes, het huis bezielde, — de trappen, de gangen, met haar rappe tred, het helle gerinkel van haar sleutels... Hard soms was in huis het geluid van een piano, boven, op de zitkamer van Mathilde, en de piano behoefde te klinken maar, om in de salon, beneden, de andere piano te doen rammelen onder Gerdy's driftige vingertjes, tot Constance schrikte van zo veel geluid en zij vlug tot Marietje fluisterde:

— Zeg toch aan Gerdy... dat ze niet speelt... als Mathilde boven speelt...

Marietje ijide dan naar de salon, berispte Gerdy — en omdat tante Constance het vroeg, zweeg plots Gerdy's piano stil en alleen Mathilde's loopjes zegevierden boven en parelden... De kinderen, iedere dag, gingen uit, in het kinderwagentje, met de bonne — door weer en wind, — het was het principe van Addy en zij bevonden zich er goed bij... en hun de eerste woordjes stamelende jeugd was als een dagen van toekomst, rozig en licht... als zij gingen door sombere trappen en donkere gangen en kamers en in die sfeer des verledens plotseling blond zonnestraalden, als poeierden zij stof van licht plotseling door bruin van schaduw, als sprenkelden zij klank van kinderstem door bruine atmosfeer, die sedert zo lange jaren geen kinderklank had opgevangen... Addy uit, naar zijn patiënten, bleef Van der Welckë op zijn kamer, roken en lezen — oom Jupiter, als Gerdy hem noemde, omdat hij meestal zat in de blauwe wolken van zijn sigaret, en Guy werkte wat — voor zijn examen voor