Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/618

Deze pagina is proefgelezen

surnumerair bij de Posterijen, of was naar Utrecht, waar hij privaatles had in de aardrijkskunde. Maar werkte hij thuis, op zijn kamertje, boven, op de derde étage, dan was het telkens zijn jonge, gezonde bewegelijkheid, die hem op deed staan, naar beneden deed lopen, aan Van der Welcke vragen een atlas, gezellig even hangen bij oom Henri, een sigaret meeroken, dan weer naar boven: in de boeken, op de kaarten kijken drie minuten, weer op, zich uitrekken, nemende zijn halters, stijf van zó lang stil te zitten, weer naar beneden, tante Constance ontmoeten in de gang...

— Guy, werk je niet...

— Jawel, zeker tante... Wat doet u?

— Ik moet naar de provisiekast, jongen.

Hij ging mee, met Marietje, naar de provisiekast, snoepte er rozijnen en amandelen, maakte gekheid, deed Constance lachen, tot zij zei:

— Kom Guy... hoepel op naar boven...

Maar omdat hij Adèletje zag lopen met een kleine gieter vol water — zij verzorgde de planten in de serre — hielp hij haar, en sponste zelfs de bladen van een azalea af, terwijl Klaasje speelde aan de voeten van grootmama, bouwende huizen van kaarten, die zij liefhad om de schelle kleuren van de poppen en azen, en om de mooie figuren van harten en ruiten en schoppen en klaveren: hij bouwde een huisje voor haar, hij plaagde Gerdy, die piano speelde, nu Mathilde boven was uitgescheiden, tot Truitje de tafel voor de lunch kwam dekken en hij naar boven rende, verschrikt, drie trappen hoog, om toch te werken... drommels, ja, te werken... Hij hield zijn oren in de handen om niet te horen, zijn ogen gericht op zijn kaarten en ging de lunchbel beneden, dan bleef hij opzettelijk nog enkele minuten, maakte zich wijs, dat hij geërgerd was, omdat zo vlug een morgen voorbij ging, en kwam nooit anders dan vijf minuten aan tafel te laat, zich verontschuldigende, dat hij zo druk had gewerkt...

Nu, in de winter, gingen stil, somber, huiselijk de korte dagen voorbij — 's middags een wandeling of een armenbezoek van Constance meestal met Adèletje — een visite te maken of te ontvangen was een hele gebeurtenis, en gebeurde niet meer dan drie, vier keer op een winter — alleen Gerdy soms "ontving" haar tennis-clubje en schonk thee, boven op de meisjes-zitkamer, als zorgde zij voor wat gezelligheid, die van buiten zou komen... En de avond, in de gele lichtkringen der lampen, dommelde zacht na den eten voort, de wind om het huis, — de drukte van Gerdy, met haar theegerei tinkelend, — en de dobbelstenen in de bekers rammelend van Guy en Adèletje.

— Twee en vijf...

— Dubbele zes... Nog eens na... Imperiale... nog eens na. Drie en vijf...

En de starende ogen van Mathilde, een boek in de handen,