— Het zijn mooie, grote kamers, prees Adolfine nederig. Ik heb nu... een heel klein huis...
— Jullie zijn zo weinig.
— Ja...
— Hoe gaat het met je man?
— Slecht... En ook... en ook met Marietje.
— Gaat het niet goed met haar?
— Neen ... Ze is heel nerveus. Ik heb dokter Berens geconsulteerd, om tot gerustheid te komen...
— Wat zegt hij?
— Hij... hij heeft me verzocht... om...
— Om wat... Adolfine?
— Hij zei... dat Addy... zo een naam begon te maken... als zenuwspecialiteit. .. Hij raadde mij eens naar Addy te gaan... om hem over Marietje te spreken. Misschien, als hij eens kwam in Den Haag — zou hij Marietje kunnen zien... niet waar Constance?
— Zeker, Adolfine... dat zal Addy natuurlijk graag doen...
— Ik hoor zoveel goeds van hem... als dokter.
— Ja... hij heeft al zeer veel praktijk.
— Hij zal wel veel geld al verdienen...
— Zo... Niet zo heel veel, geloof ik.
— Ja... het beste voor een jonge dokter... is... wat raisonnabel te zijn... Zie je... Constance.. daarom... daarom ben ik eens gekomen...
— Dat is een goed idee van je geweest, Adolfine. Straks komt Addy thuis en dan kan je hem zelf spreken... Arme Marietje... gaat het zo slecht Hoe oud is zij nu...
— Zes-en-twintig.
— Ja, een jaar jonger dan Addy... ik herinner me.
— Wie had gedacht... Constance... dat je nog hier zou komen wonen... Met mama... Adeline, de kinderen... Maar mama heeft altijd het meest van jou gehouden. Ik had ook graag mama bij mij genomen... maar nu is het maar beter zo: ons huis is wel heel klein. Komt Addy dikwijls in Den Haag en zou hij Marietje geregeld kunnen behandelen?
— Hij zou er voor overkomen...
— Hij hypnotizeert, niet waar?
— Heel dikwijls, geloof ik.
— Hecht jij daar aan?
— Addy ziet er dikwijls bizondere resultaten van...
— Ik voor mij hecht er niet aan. Ik zou niet gaarne hebben, dat hij Marietje hypnotizeerde... Maar als het moet...
De bel, beneden, luidde...
— Is dat voor de lunch?
— Ja... Kom je?
Beneden waren Van der Welcke en Addy, juist thuis, al voorbereid door de meisjes, dat tante Adolfine er was, en Van der