Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/653

Deze pagina is proefgelezen

hand omdraaien de kruk van de deur, en hij ging. Hij ging... zeker sliep ze... Zij wachtte nog enkele seconden, hoorde zijn stap, de trap licht krakende, dalende naar beneden, en nu bruiste in haar een nieuwsgierigheid na haar angst en haar jalouzie. Zij verliet de kastenkamer; op de corridor luisterde zij aan Marietje's deur. En plots, in een vaste voorzichte greep, opende zij die deur, en zij zag Marietje sluimeren, rustig, in de gedonkerde atmosfeer van de kamer, het gezicht witjes ontspannen op de kussens van de rustbank. Toen sloot zij de deur weer, ging naar beneden, en niet bang, niet nieuwsgierig meer, was alleen fel haar ijverzucht in haar, als een boze koorts. Zij had nog maar even de tijd zich te kleden, haar schaatsen te nemen: Gerdy, Guy, de kennissen wachtten haar beneden.

 
 

XIII


Die avond zei Gerdy tegen Constance:

— Tante... Mathilde heeft zich vanmiddag als een gek aangesteld... Maar Constance wilde niet horen. Wist zij niet, dat er geen sympathie bestond tussen Mathilde en al de anderen en speet het haar niet altijd, dat, aan de ene kant Mathilde altijd een vreemde bleef, dat aan de andere, altijd een van de kinderen iets op Mathilde had aan te merken. Vergoelijkte zij integendeel niet altijd in alles Mathilde, zocht zij bijna niet altijd haar partij...

— Heus, tante, Mathilde heeft zich vanmiddag als een gek aangesteld... Gerdy was in een warme opgewondenheid en Gerdy wilde vertellen. Het was na het diner, vóor de thee en Mathilde was nog boven, bracht de kinderen naar bed. In de kamer waren nog Adeline, Emilie, Guy; oude oma zat in haar hoek. En Constance wilde niet horen.

— Je moet niet altijd zo onverdraagzaam zijn... voor Mathilde, bestrafte Constance Gerdy.

— Onverdraagzaam? Onverdraagzaam? herhaalde Gerdy opgewonden. Maar u heeft haar niet gezien, zo gek als ze deed... We waren op het ijs en...

Zij fluisterde, hoewel oma toch niet verstond.

— We waren op het ijs... en er waren nog anderen, de Erzeele's uit Utrecht, en Johan Erzeele uit Den Haag... u weet wel de luitenant... hij is bij de grenadiers... en Mathilde kende hem, nu ja, dat weet ik wel... ze heeft vroeger dikwijls met hem gedanst... maar dat is toch geen reden om zich zo met hem aan te stellen, als zij gedaan heeft.

— Kom, zo erg was het niet, vergoelijkte Guy

— Was het zo erg niet, was het zo erg niet? herhaalde Gerdy heel boos, omdat Guy, Constance, iedereen Mathilde van-