— Op de binnentrap! hoorden zij hem roepen.
En Constance zag, dat aan het einde van de lange gang, op een kier, de tussendeur stond open... Zij huiverde heet koud en zij hoorde Mathilde plots zeggen:
— O, ik ga... voor geen geld die trap op!
Maar zij, zij drong zich, ze ging en de anderen met haar...
Op de kleine nauwe binnentrap vonden zij Addy en hij had in zijn armen Marietje... Mary... bewusteloos... als een wit pak hing zij tegen hem aan, slap de spierloze armen ...
— Wat is er gebeurd...
— Ik hoorde haar roepen... Boven was de trapdeur open... Ze is zeker naar beneden willen gaan... om iets te halen... en op de trap is ze ziek geworden... Help me nu! zei hij bijna ongeduldig.
Zij hielpen hem, de vrouwen, Marietje naar boven te brengen. Zij gingen nu allen naar boven, naar hun kamers; de meiden in de huiskamer doofden de lampen, bleek nog en beverig, en de stilte viel donker neer in het huis, nu zij met kaarsen, krakende, de trappen opgingen.
Buiten stak feller de wind op en langs de vensters tikkelde de druppelende dooi.
In haar slaapkamers, waren de drie zusjes bijeen, Marie en Gerdy, en Adèletje, die alleen sliep, had open de tussendeur. En zij spraken met fluisterende stemmen, heel zacht:
— Ik wen er aan, zei Marietje, verstandig; ik ben niet meer bang.
— De laatste tijd heb ik het gehoord, zei Gerdy.
En Adèletje antwoordde:
— Ja, ik hoor het bijna iedere avond...
— Oom en tante spreken er niet over.
— Neen, dat is immers het beste...
— Het is altijd hetzelfde geluid: als een sleping van zware voetstappen, onder het dak op de vliering...
— Dan daalt het naar beneden.
— Ja... dan daalt het naar beneden...
— Oom heeft de vliering laten onderzoeken.
— Addy is er geweest... met Guy...
— Ze hebben niets gevonden...
— Een rat kan het niet zijn.
— Het is heel onverklaarbaar...
— Ik wen er zo aan, zei Marietje.
— Het daalt soms van het trapje...
— Tante Constance is bang voor het trapje...
— Zij houdt helemaal niet van het huis...
— Maar oom wel en Addy wel...
— Mathilde was zo bang!
— Oom en Addy zouden het huis nooit willen verlaten.
— Het is ook een lief huis, zei Gerdy. Ik... ik ben wel eens bang en toch hou ik van het huis...