Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/677

Deze pagina is proefgelezen

— Waarom tante ... Waarom zou het zijn... en dan: àls er verdriet komt... zal u dan niet sterk zijn...

Constance, plots, nerveus, had een snik.

— Ik zal zwak zijn!!

— Tante, tante... Waarom is u zo zenuwachtig!

— Ik zal zwak zijn!!!

— Neen, tante, dat zal u niet... En u mag zo bang niet zijn... Er is niets om u heen dan liefde... en allen... allen zullen u helpen.

— Ik ben bang... en ik zal heel zwak zijn

— Neen tante... O, tante, wees nu stil... Wat vreest u... en wat zou er nu toch kunnen zijn? Voor wie... voor wie vreest u tante...

— Voor Addy... voor mijn jongen... voor Mathilde...

— Waarom tante... Waarom tante... o, wees niet zo bang... Het is immers wèl goed tussen hen... en Addy... Addy is zo rustig... zo flink, zo eenvoudig in zijn doen — in zijn denken.

— Misschien... o als hij maar sterk zal zijn!

— Is hij dan niet altijd sterk?

— Misschien... O, mijn kind, mijn kind, ik ben bang...

— Stil tante... stil... huil niet meer... Wees nu stil... wees nu stil in mijn arm... Zelfs al hebben wij verdriet door te maken... al hebben wij treurige dingen door te gaan... zelfs dan moet u denken... dat alles... dat alles weer zuiver wordt... daarna... Als wij allen ons deel hebben... waarom kunnen zij hun deel niet krijgen... En misschien... wie weet... is uw angst... overdreven, tantelief... omdat u wat nerveus is... de laatste tijd.

— Misschien is het dat...

— Is het alles... u wèl eens te druk...

— Ik ben zo zelden alleen...

— U is wel eens moe.

— Misschien is het dat...

— En moet u er niet meer aan denken... Zeg mij, tante... is Gerdy niet wel...

— Waarom?

— Ik vond, dat zij er bleek uitzag... betrokken.

Constance streek zich voor het hoofd.

— O, Marianne, zei zij. Ik wou, dat ik het weg kon praten... Dat ik het weg kon denken... Maar ik kan het niet... Ik ben bang... ik blijf altijd bang...

En zij snikte op Marianne's schouder, waar zij geknield bij haar lag. De regen viel in rechte stromen: als in een zondvloed bracht het rijtuig Marianne en haar kinderen naar de trein.