Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/678

Deze pagina is proefgelezen

IV


Sedert prikkelde ze in Mathilde altijd, de ijverzucht, en des morgens, als Addy naar boven ging, naar de kamer van Marietje Van Saetzema, wist zij hem altijd te volgen, sloop er naast binnen, in het kastenkabinet, altijd de sleutels in de hand, om zich, werd zij toevallig overvallen, een houding te geven, als zocht zij een kledingstuk in een der kasten. Zij hoorde aan het beschot, en zij verstond hun woorden soms, maar niet altijd, omdat Marietje heel zacht sprak, en zij haar niet altijd hoorde antwoorden. Werktuigelijk haar blik latende glijden langs de grote behangselbloemen van het beschot, bespeurde zij echter plotseling een brede reet, waar het hout was gesprongen en het papier was gekraakt en gescheurd, en haar hart kloppende tot in haar keel, keek zij uit, keek zij uit... Zij moest zich wringen tussen twee kasten, zij bonsde tegen het beschot met het hoofd, en was bang, of zij iets zouden gehoord hebben... maar zij hadden niets gehoord, of het geluid had hun niet getroffen, want hun stemmen klonken door... Nu legde Mathilde haar oog tegen de reet en zij zag, wel moeilijk, maar zij zag in de kleine kamer... zij zag Marietje zitten en zij zag Addy naast haar zitten, en haar hand rustte in zijn hand... Waarom houdt hij zo lang haar hand vast, dacht zij; of heeft hij zó lang nodig haar pols te voelen. Maar hij liet haar hand nog niet los, en zij werd ongeduldig, Mathilde, ook omdat zij hun woorden niet verstond... Wat praten zij toch zacht en levendig, dacht zij; en nu Marietje het hoofd wat oplichtte — als met een rank opbloeien van de lelielijn van haar hals — nu zag Mathilde haar glimlachen, haar ogen zacht glinsteren, de woorden als glimlachend worden geboren op haar lippen, en het scheen of die woorden de bleke lippen wat purperden en de bleke wangen wat blozen deden... Wat ziet zij er veel beter uit, dan toen zij hier kwam, dacht Mathilde, en zij had willen roepen tot Addy, Marietje's hand nu los te laten... Zij zijn zowat even oud, dacht Mathilde: ik, ik ben veel jonger dan zij... En toch had Marietje, zes-en-twintig, iets jongs, als van een heel jong meisje... en het was een gedachte, die Mathilde niet los van zich kon schroeven: zij zijn... bijna... even... oud... Het is belachelijk... zo een jonge dokter als Addy... voor een jonge vrouw... een jong meisje als zij... Het is belachelijk... Wat verliest hij zijn tijd bij haar nu... Nu zag zij de glimlach vergaan op Marietje's lippen, en, integendeel, keek zij heel ernstig, deed zij een ernstig, lang verhaal... Wat vertelt zij hem toch wel, dacht Mathilde... En zij zag hun gezichten naderen, en het was of Addy gerust stelde, verklaarde, en nu, nu legde hij zijn hand op Marietje's hoofd, en zij, zij legde zich neer op de rustbank... Het is bespottelijk, dacht Mathilde, die hypnose... en dat ze zo lang zijn alleen... Weldra, onder de hypnose, sliep Marietje, en Addy, stil, ging de kamer uit: