Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/680

Deze pagina is proefgelezen

hij zich gelukkig in haar armen — maar verder, verder ontsnapte hij haar... Iets van zijn innerlijkste wezen, iets van zijn ziel, de ziel van zijn ziel ontsnapte haar, terwijl zij zich geheel hem gaf, en niet voelde in zich zo geheime dingen, die zich niet geven wilden... Zij voelde het wel, zij begreep het nu wel, plotseling, onder de grauwe melancholie van de lucht, of in die schemering zij plots vreemd duidelijk zag: zij begreep het wel; hun liefde was alleen fyziek! O, hij ontsnapte haar en zij wist niet hoe hem ooit geheel voor zich te winnen, zo dat zij hem had alleen voor zich, alleen voor zich... Misschien, als zij zich interesseerde nu voor zijn zieken, daarin meeleefde met hem? Maar zij was jaloers van die zieken, die haar Addy uren ontnamen, dagen, en zij was jaloers, zij was jaloers van Marietje... Maar hoe dan, hoe zou zij hem winnen... En in de vrouw van rijk bloed, en wier zinnen bloeiden purper en fel, schoot als met een gloed van rode rozen het in haar op hem te winnen nog meer en nog meer door haar zoenen, door haar gehele lijf, door alles wat zij hem geven zou, door alles wat zij zou vinden voor hem, om hem te winnen, hem vast aan haar te kluisteren, voor altijd, voor altijd... En dan, dan hem ook jaloers te maken van haar, als zij was van hem... Door zijn rustige kalmte, van jonge, sterk-blonde man te verstoren met pijnlijke achterdocht, maar die hem geheel tot haar voeren zou, zodat zij hem helemaal winnen zou... O, was het niet vreeslijk, was het niet vreeslijk! Nu zat zij hier de hele dag en haar man alleen had zij des avonds, had zij des nachts, als was zij alleen goed daarvoor. Het stuitte haar tegen, en plotseling, intuïtief, voelde zij heel scherp haar ijverzucht op Addy's lange gesprekken met Marietje... Wat had hij zo lang te spreken met haar... O, hij moest haar niet zo verwaarlozen, en hij moest haar niet alleen goed genoeg vinden daarvoor... hij moest óok met haar spreken, lang, innig, vreemd, de ogen in de ogen, als hij sprak met Marietje... Waarom sprak hij zo niet met haar, zijn vrouw... Wat waren die gesprekken... Wat hadden zij tussen elkaar te spreken... Het was niet alleen over ziek zijn, en medicamenten, en zelfs niet alleen over hypnose...: hiervan was zij overtuigd... Tussen hen beiden bestonden geheime dingen, waarover zij spraken... dingen, die zij beiden wisten alleen... O, hoe voelde zij haar man haar ontsnappen, alsof zij de vingers krampte naar hem toe begerig, en als of zij hem wel greep in haar warme omhelzing — maar hem dadelijk daarna verloor...

De dagen, voor haar, gingen dezelfde voorbij. Zij was een gezonde, oppervlakkige, even ijdele, heel jonge vrouw, met een beetje vulgaire aspiraties, en zij leed in haar omgeving, omdat zij wèl behoefte had aan gezonde, en oppervlakkige sympathie. Zij zou gelukkig geweest zijn in een eenvoudig, zeer vleselijk, en zeer materieel huwelijksleven, met veel geld, veel genot, kinderen om zich heen, en dan zou zij trots gelachen