Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/686

Deze pagina is proefgelezen

— Wat een idee! zei Constance nerveus en boos. Waarom gaan jullie niet naar bed.

Maar zij waren vriendelijk om haar heen, en zij bleven op, Addy, Emilie, Adeline, Marietje; maar Adèletje en Mary zond Addy naar bed.

En in de nacht zaten zij beneden te wachten. Het werd drie uur — toen zij, eindelijk, het rijtuig hoorden, en zij thuis kwamen, Van der Welcke, Gerdy, Guy...

— Mathilde slaapt vannacht in het hôtel, zei Van der Welcke.

— En oom is heel lief geweest, als balvader, plaagde Guy.

Maar Gerdy zei niet veel, zij was zeker moe, zij zag heel bleek, was gedwongen. Nu gingen zij naar boven, naar hun kamers en Gerdy zoende haar moeder... Maar zonder dat de anderen het zagen, ging zij met Adeline in haar kamer mèe, en, plotseling, zich niet meer kunnende houden, barstte zij in een smart van tranen uit.

— Mijn kind... mijn kind... wat is er.

En de moeder, gebroken, nam het kind, brekende nu, in haar armen, en het was of zij plotseling uit haar apathie ontwaakte, of zij zich heel diep, moeder, voelde... O, zij wist, dat zij niet veel kon voor haar kinderen, dat zij niet flink was, het nooit meer geweest was na Gerrits dood, — dat zij zonder Van der Welcke, Constance, Addy, niets van haar kinderen had kunnen maken — maar toch, toch bleven zij haar kinderen, en wist zij niet de carrière te leiden van haar zoons, zij wist mede te voelen met de snikken van haar arme Gerdy.

— Mijn kind...mijn kind...watis er...

En vallende in haar stoel, terwijl Gerdy, in de kreukeling van haar witte tulle japonnetje, voor haar knielde, hield zij het bleke gezichtje tegen zich aan, en dwong zij te zeggen, te zeggen...

— Er is niets, zei Gerdy door haar snikken heen. Ik heb me niet geamuseerd...

— Heb je je niet geamuseerd... Wat is er dan gebeurd...

— Ik heb bijna niet gedanst.

— Waarom niet ...

— Mama... het is beter u het ronduit te zeggen... Ik ben erg ongelukkig... Het is Johan...

— Erzeele... Heeft hij je gevraagd...

Gerdy schudde het hoofdje.

— Neen... maar...

— Maar wat...

— Van de winter op het ijs... dacht ik, dat hij van me hield ... Het is mijn eigen schuld, ik was dom, ik was dom... Er was niets... Hij was met mij ... als met andere meisjes... en ik dacht, ik dacht... Het is niets, mama... Het is mijn eigen schuld, maar ik dacht alleen... Ik moest het me niet zo aantrekken... Maar het maakt me erg ongelukkig Hij heeft met me gedanst, éens... Maar hij danste met Mathilde, telkens...