Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/687

Deze pagina is proefgelezen

Hij was telkens met haar... De mensen spraken er over... Het was net of ze gek was, of ze er niet aan dacht... dat ze zo niet mocht doen... met Johan... Het is oom ook opgevallen: ik zag het aan oom Henri's gezicht. Zij waren de hele avond samen, en... u begrijpt wel... Hij maakte haar het hof... brutaal... zoals hij dat doet... met getrouwde vrouwen... Met meisjes is hij weer anders... Een ogenblik haatte ik hem... Maar toen vroeg hij me, voor die éne dans... en toen dacht ik... Ik had niet zo moeten denken... Het is mijn eigen schuld... Maar ik ben erg ongelukkig, mama... Oom Henri was ook heel boos... op Mathilde... omdat ze niet mee naar Driebergen kwam... Hij heeft toegegeven, dat ze bleef, om geen scène te maken... Het was ook overdreven van haar: het rijtuig is ruim, ze zou zich niet zo gekreukeld hebben... O, ze was mooi, ze was mooi... Ze is wel mooi, zo in baltoilet... Addy had mee moeten gaan... Ze was wel mooi, maar niet... het is slecht, dat ik het zeg — niet zoals wij, ziet u...

— Hoe meen je kind...

— Niet zo als tante Constance, en Emilie, èn u... Ze was niet... niet gedistingeerd... Ze was mooi, maar ze was gemeen... Als Addy mee was geweest, had ze zich misschien ingehouden, zich niet zo laag gedecolleteerd. Ze was de enige, die zó laag was... Begrijpt u... er was iets in haar... dat mij nog meer terugstootte van haar dan anders: ik kàn het niet zeggen, en ik vind het slecht in mij... omdat ze toch is de vrouw van Addy, en dat wij van haar moeten houden... Maar heus, ze was niet gedistingeerd... en ik zag het wel aan de mensen... ze vonden haar wel mooi... maar niet... niet gedistingeerd... En toen ze altijd daarna... altijd danste met Johan... toen... o toen mama toen zag ze naar mij... en ze zag me zó aan... met een "sneer"... als zag ze op me neer... Ik wist wel, dat ik er niet goed uitzag, bleek en mager, mijn schouders zijn niet mooi... en Johan was zo vreemd, zo voor-de-gek-houdend tegen mij, o mama, hij was bijna wrèed...! En ik kon... ik kon niets zeggen ... Ik geloof wel... 0 mama... ik geloof wel... dat ik... dat ik van hem hou...! Maar ik moest het u niet zeggen, en ik moest niet zo zijn... ik moest niet zo huilen... maar ik kon niet meer... ik kon niet meer...: ik heb me goed willen houden, mama, voor oom Henri... en voor Guy... O mama...; o mama... het hele bal... het hele bal was een marteling!

— — — — — — — — — — — — — — — — — — — —

— Kind, o mijn arm kind... samen snikten Adeline en Gerdy.

— — — — — — — — — — — — — — — — — — — —

— Mama... o mama!

— Wat, mijn arm kind...

— Mama, hoor!

— Wat is er?