Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/717

Deze pagina is proefgelezen

— Ja, kind... dat weet ik... maar...

— Wat bedoelt u...

— Het is gevaarlijk.

— Wat?

— Als je te veel met hem spreekt... in de gemoedsstemming, waarin je je nu voelt... Ben je ongelukkig, mijn kind, om allerlei... allerlei dingen... spreek dan met Addy...

— Ik heb dikwijls met hem gesproken.

— Vertrouw je aan hèm toe.

— Ik heb dat dikwijls gedaan.

— Niet ... niet aan Johan Erzeele...

Mathilde's ogen vlamden.

— Mama . . u heeft niet het recht!

— Jawel kind, ik hèb het recht! Ik heb niet alleen het rècht je dat te zeggen, als de moeder van Addy... maar ik heb vooral dat recht, omdat ik je begrijp... omdat ik je begrijpen kan... omdat ik me zelf mijn eigen allerongelukkigste, wanhopige jaren herinner... van jonge vrouw... onvoldaan, ongelukkig, wanhopig ... al was het om andere dingen... dan die er tussen Addy en jou, helaas, zijn... Omdat ik me dat alles herinner, Mathilde, omdat ik het nooit vergeten kàn... maar omdat ik het juist nu... me herinner... o me herinner, dat ik sprak... dat ik sprak... met papa... terwijl ik getrouwd was met mijn arme oude man... dat ik sprak met papa... troost zocht in die gesprekken... dat wij ons opwonden in die gesprekken... tot dat... o Mathilde, o Mathilde, laat het me je zeggen... Laat me, om het recht te hebben, met je te spreken... je dat àlles zeggen... eenvoudigweg... ook al weet je het... Ik sprak met papa... en... en wij kregen elkaar lief... we dàchten, dat we elkaar lief hadden...

— En als u het dàcht... waarom was het dan niet zo...

— Omdat het geen waarheid was, kind... geen warm gevoel... omdat het was een opgeschroefd gevoel... voortspruitende uit opgeschroefde woorden tussen een jonge vrouw... en een jonge man... tot dat... tot dat al die gesprekken hen elkaar in elkanders armen wierpen... en het verschrikkelijke onherroepelijk was...

— Mama!

— Ik zeg je àlles, kind

— Ik weet alles, mama... Maar u zegt zelf, dat u met papa... opgeschroefde gesprekken wisselde.

— Ja...

— Ik spreek eenvoudig... met Johan...

— Kind... kind... dat is het niet ...! Ik... ik was opgeschroefd... toen... in mijn gevoelens... die waren als uit boeken... die ik had gelezen... Papa... papa antwoordde... uit die boeken... Jij... jij... je bent anders... je bent eenvoudig...: Erzeele... een vriend van je kinderjaren... is