Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/73

Deze pagina is proefgelezen

— O, oom... dat zou heel aardig van u zijn.

— Maar ik kan je nog niet introduceren, ventje!

— Neen oom, maar dan zal ik buiten wachten, als u dan maar even papa zoekt en hem zegt, dat ik hem spreken moet.

— Over een huis, dat je voor hem gehuurd hebt.

— Neen, oom Paul, hoor, niet flauw zijn.

— Adieu. Constance, dag mama; ik ga met mijn neef Addy... naar de Witte! En Paul, stikkende van het lachen, stond op, terwijl Addy, bang, dat papa niet te vinden zou zijn, hem tot haast aanzette...

— Maar kind, zei mevrouw Van Lowe; is die jongen altijd zo eigenmachtig?

— Ach mama... hij helpt ons.

— Maar is dat een opvoeding! Is dat een jongen van dertien jaar!

— Hij is wel een bizonder kind, geloof ik... Wat zouden wij moeten doen als hij ons niet hielp!

— Dus je denkt, dat Van der Welcke het huis bij de Bosjes nemen zal.

— O, dat geloof ik zeker... En ik geloof zeker, dat wij, als Addy er zich niet mee bemoeid had, over een half jaar nog in het hôtel waren!

De volgende dag gingen Van der Welcke. Constance en Addy nog eens het huis zien bij de Bosjes.

En werd het gehuurd, voor vijf jaren.

 
 

XIII


Terwijl Constance langs de winkels liep — zij had tal van boodschappen te doen — week Paul niet van haar zijde af. — Zie je, zeide hij, blij iemand te hebben, die hem hoorde voor het eerst. Wat ik de menschelijke ellende noem, bepaalt zich niet alleen tot de sociale kwestie, maar tot alles, tot alles... Kijk om je heen, op straat. Het regent, en de menschen loopen onder parapluie's, die druipen. Kijk die vrouwen hier voor: natte rokken; bemodderde, platgeloopen schoenen, die stappen door de plassen... Dat is menschelijke ellende... Zie dien man daar: een dikke buik, schele oogen, jichtige vingers, om een grauwe parapluie-stok... dat is menschelijke ellende. Alles wat leelijk is, vies, modderig, grauw, abnormaal uit een bizonder standpunt... dat is menschelijke ellende. Kijk al die winkels, waar je wat koopt... of niet koopt.., van prullige industrie, waaraan bloed kleeft — dingen, die je beweert nu noodig te hebben voor je huis... dat is menschelijke ellende. Het is alle­ maal leelijk en nasleep van een ziekelijke beschaving... Zie om je heen, die groote letters, die liegen, die helle reclame­ platen... dat is menschelijke ellende. De een houdt den ander