moderner, maar toch alles zwaar degelijk, zonder oppervlakkige, doorzichtige schijn van prutsige elegance — dat niemand ooit zou hebben kunnen vermoeden, hoe de beide ouders soms uren lang berekenden, hoe zij die maand een kleine duizend gulden minder zouden verteren... Het scheen daar in huis, niettegenstaande al de drukte, de diners, de aanstaande bruiloft, de aanstaande komst van de oudste zoon, voor wie enkele kamers op de bovenverdieping werden ingericht, zo geleidelijk te gaan, zonder enige moeite, wel druk van leven, maar harmonisch van middelen, dat niemand ooit aan de minste moeilijkheid zou hebben kunnen denken. Mama Van Lowe kwam dezer dagen veel hij Bertha en verwaarloosde Constance een beetje, — maar zij hield van die drukte; de verandering op de bovenverdieping, de bemoeiingen over het uitzet, de repetities der bruiloftsvoorstellingen er dwars door heen; de lange tafels, die gedekt, de bloemen, die geschikt, de visites, die besproken werden; japonnen, die werden thuis gebracht; de jongens veel in Den Haag, druk, vrolijk, jong — zij hield van dit alles, de oude vrouw: het herinnerde haar haar eigen huis van vroeger, het was als de herhaling van haar jonge leven: alleen, dacht zij, zij zelve had dikwijls over geld getobd, ook al had Van Lowe kunnen sparen in zijn gouverneur-generaalstijd... en Bertha had zo helemaal geen geldelijke zorgen! Wat was dat heerlijk! En zij bemoeide zich ook, de grootmoeder, met het uitzet van Emilie; zij gaf haar raadgevingen en zij dàcht niet over geld; zij ging, langzaam, de trappen op naar de bovenverdieping, om de kamer te zien voor haar twee achterkleinkinderen, die komen zouden, trots op dat vierde geslacht, genietende van die grote familie, dat drukke huishouden, al die beweging, die zijzelve nu zo miste in haar eigen huis, waar zij nu echter kalm wonen kon, zonder veel bizondere uitgaven meer in haar rustig leven, dat alleen de familie-Zondagavonden geregeld onderbraken. Ja, zij genoot bij Van Naghel en Bertha; zij genoot, dat haar schoonzoon een hoge plaats in de maatschappij innam, zoals haar man indertijd ook had gedaan; zij genoot van het solide, degelijke, officiële huis; en de moderniteit der kinderen, al schudde zij nu en dan eens haar hoofd, deed haar toch glimlachen, omdat zij vond, dat men met zijn tijd mee moest gaan, en dat Van Naghel en Bertha heel verstandig waren de kinderen een beetje vrije teugel te laten... Er waren wel zeden, waarvan zij niet hield: dat uitgaan van jonge meisjes alleen, 's nachts thuiskomende met de huissleutel in de zak, maar dat waren toch maar heel intieme partijtjes, zei Bertha, en het was onmogelijk het anders in te richten. Ja, zij genoot hier, de oude vrouw, in het huis harer oudste dochter, en hoewel zij voor al haar kinderen voelde — omdat zij haar kinderen waren, — gevoelde zij zich bij Bertha meer in haar element dan in het warm burgerlijk egoïste huis van Karel en Cateau, wie zij verweet geen kinderen
Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/78
Deze pagina is proefgelezen