Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/87

Deze pagina is proefgelezen

klaps, niet helemaal onjuist vond. Het was zeer zeker waar: de mensen waren niet natuurlijk en vrolijk, gewoon-weg. Zij waren daar bijeen, uit beleefdheid om Bertha en Van Naghel, maar eigenlijk was de een moe, de ander nijdig...

— Tante, zei Emilie, die aan de arm van Van Raven rondging. Heeft Paul u te pakken, dan laat hij u niet meer los...

Zij noemde haar jongste oom bij de naam. Zij was wel een bekoorlijk meisje, al zag Paul geen drie mooie mensen bijeen, en naast haar was haar aanstaande van zulk een bleke onbeduidendheid, dat men zich verwonderde, waarom ze hem genomen had. Zij was wat mager, maar had iets gracieus, ongewoons en oorspronkelijks in haar wazig wit japonnetje van fijn geplooide mousseline-de-soie; zij had een paar aardige ogen van een vreemd vonkelend goudgrijs, als van een onbekende edelsteen; het haar rossig, met goudgloed er in; een paar fijne sproetjes op haar matte tint van bleek blond meisje; zij had een lieve lach, een zachte stem, een lenigheid om lief te zijn en iets aardigs te zeggen, en vooral had zij een ingeboren distinctie en zo, wit en glanzig, had zij iets — had men bijna gezegd — van een heel mooi albasten dingetje, of van een witte azalea in zonlicht; een lichtende blankheid, fijn en doorzichtig en blauwtjes dooraderd. Constance wist, dat zij een talent had — meer dan meisjes-gewoon — voor schilderen, maar dat zij in haar drukke leven van uitgaand meisje nooit gelegenheid had gehad zich te ontwikkelen. En zij verwonderde zich over Van Raven, bleek, dun, stotterend, stamelend, correct en toch onhandig, met een scheve schouder en drie haartjes van een snor in de lucht, werkzaam aan Buitenlandse Zaken; uit een familie, wier onvervalste Hollandse orthodoxe gestrengheid zich ergerde aan veel in de Van Lowe's, de Van Naghels en vooral aan het Indische element der Ruyvenaers, maar die toch de dochter van de algemeen rijk gedachte minister van koloniën een geschikte partij voor haar zoon had geacht. Van Naghel, Bertha, royaal, gaven een aardige toelage mee. En Constance, toen Emilie en Van Raven verder gingen, complimentjes makende aan de gasten, verwonderde zich tegen Paul:

— Zou ze heus van hem houden?

— Zij van hem?! Wel neen! Waarom ze dan trouwen... Dat is het mysterie. Noch Van Naghel, noch Bertha hebben het idee hun dochter aan de man te brengen — zoals Adolfine. Louise is driemaal gevraagd en wil niet. En waarom Emilie — dat fijne, witte kindje, waar heus wel iets aardigs in is — iets artistieks, iets delicaats, iets exquis en, ik zou zeggen, bijna iets natuurlijks... die peenplukker heeft genomen, die zo een beetje Duits nadoet, omdat hij veertien dagen in Berlijn is geweest — zijn snor à la Kaiser in de lucht, zijn straffe militaire buigingen, die hij nog onhandig doet op de koop toe — ik kan het je niet zeggen... Bertha, die heel blij was toen Otto trouwde,