Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/102

Deze pagina is proefgelezen

vizioenen voor en liet ze weêr verschieten... O, te zweven! Wanneer zie ik hem weêr, en wanneer zweef ik weêr...! Eros heb ik lief, hij is mijn gemaal, maar hij heeft geen wieken. De Chimera had krachtige wieken van zilveren pennen. Hij verliet me voor altijd...

Zij dwaalde zoo met die gedachten alleen in den tuin. Zij joeg de cupido's weg, en schreiende verborgen ze zich in de rozen. Toen de Sater verscheen, ging zij hem tegemoet in het dal, waar de irissen bloeiden.

— Zoo, ben je daar weêr!

Ja: wil je me niet weêr zien dansen?

Hij danste en kwispelde met zijn staart.

— Ik heb je al meer gezegd, dat je hier niet mag komen, zei Psyche streng.

Hij knipoogde schalks: hij wist wel, dat ze hem duldde.

— Je bent zóo mooi! sprak hij met zijn vleiendste stem; veel mooier dan een van de nimfen.

— En dan de bacchanten? vroeg Psyche.

— Veel mooier dan de bacchanten! verzekerde hij. Maar ze zijn toch wel aardig. Zeg, wil je ze niet eens zien?

Psyche was heel nieuwsgierig, en hij bemerkte het.