Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/119

Deze pagina is proefgelezen

langen naar koelte en water, trad Psyche tot het lisch aan den oever; haar handen scheidden de irissen en zij baande zich een weg door de varens en doopte haar voet in het nat.

Daar doken de nimfen op.

— Psyche, Psyche! jubelden zij. Psyche met de prachtige wieken!

Psyche glimlachte. Zij wierp zich in het water, en het sneeuwblanke schuim spatte op.

— Laat mij een oogenblik met je zijn, smeekte Psyche. Laat mij me koelen in je stroom.

De nimfen drongen zich om haar en droegen haar als op de armen. Zij vlijde zich lang uit.

— Koel mijn voorhoofd, koel mijn wangen, koel mijn hart! smeekte zij. Lieve nimfen, o koelt mijn ziel! Alles brandt aan mij en in mij, vuur verschroeit mijn lippen, vuur verscroeit mijn brein... O, lieve nimfen, koelt mij!

De nimfen sprenkelden water, Psyche sloeg haar arm om den hals van éene heen.

— Je waterdroppelen sissen op mijn voorhoofd, als op een gloeiend metaal. Je vlokken schuim verdampen op den brand mijn borst. En in mijn ziel, o lieve nimfen, kan je niet sprenkelen je koelte!

De nimfen vulden haar stroomurnen en goten ze uit over Psyche.