Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/125

Deze pagina is proefgelezen

Wij trekken naar het Zuiden en prins Bacchus laat je zoeken... Wat doe je hier, wat hurk je en wat ween je! Wij vieren feest en ontvluchten den winter: kom!

— Ik voel geen koû: ik gloei... Laat mij hier blijven, en weenen, en sterven...

— Waarom zoû je dood gaan, o Psyche, Psyche, zoo mooi en zoo vroolijk, Psyche, de mooiste, de vroolijkste, die het dolste kan dansen, die alle bacchanten dood danst! Kom...!

Zij schaterde door hare tranen heen: een lach als een krijschende snerp.

— Maar Psyche, weet je wat het is? zei de Sater, vertrouwelijk fluisterend. Weet je wat je niet gelukkig maakt en waarom je niet bent als wij allen? Ik heb je het al eens meer gezegd: Psyche, het komt van je vleugels. Je vleugels hinderen je om om— te— slaan een beestevel, en je haren met ranken te omkransen. De nimfen vinden je vleugels mooi, maar wat doe je met iets, dat mooi is en heelemaal geen nut heeft? Als je met die vleugels nu nog eens kondt vliegen!

— ...Als ik met die vleugels nu nog eens kon vliegen! riep hem Psyche zuchtende na. Neen, nóoit hebben ze vliegen gekund, mijn arme zwakke vleugels!