Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/142

Deze pagina is proefgelezen

opene schatkist. Nadenkende bleef zij op Psyche turen. En voor Psyche werd zij als een reusachtige spin van juweel, die loeren zoû uit het midden van haar web van schitterstralen, de stralen van haar eigen zonneglans. Maar wat zij ook ware, vorstin, zon, spin, of juweelkunst, vrouw was zij niet, mensch was zij niet, en door het opaal van haar boezem heen, schemerde het hart van robijn.

Psyche zweeg stil, in boete geknield, afwachtende haar lot, en Emeralda loerde. Door haar hersenen wentelde-om een logica van gedachte, als raderen mechanisch. Zij dacht als mechaniek. Zij was onverbiddelijk, omdat zij niet voelde; zij dacht onmenselijk, omdat zij geen ziel had. Zielloos was zij en edelsteenhard, maar zij was machtig, de machtigste wereldheerscheres: zij regeerde met een beweging, zij veroordeelde met een blik, zij kon dooden met een glimlach; sprak zij een woord, dan was het verschrikkelijk; vertoonde zij zich, dan werd het een ramp; en reed zij haar rijk door in een zegekar, dan werd alles verzengd in haar glans, en verpletterd onder háar triomf.

Eindelijk sprak zij, onbewegelijk, spin in haar web van schitterstralen, en haar stem klonk orakelgelijk in een knarsende bezwering.