Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/143

Deze pagina is proefgelezen

— Psyche, gevlucht van het vaderlijk slot, vervallen van alle prinses-waardigheid, onttroonde vorstin van het Heden, tuchtlooze bacchante, bezoedeld en wiekloos, weenend de tranen van zonden scharlaken: hoor!

— Psyche, die dwaalde lichtzinnig naar purperen strepen van lucht, die begeerde het niets van azuur en van licht, die beminde een ros, die verliet haar gemaal, die dwaalde en zocht en vroeg, in woestijn en in woud: dwaal, zoek, en vraag!

— Dwaal, zoek en vraag, tot ge vindt!

— Dwaal langs de vlammende krochten, zoek in de vuurspuwende muilen der monsters, vraag aan de gemartelde geesten, die deinen op de inktzee.

— Daal in de Onderwereld!

— Zoek het Juweel van Mysterie, Steen der Wijzen, Schenker van hoogste Almacht; zoek het mystiek Kleinood, waarvan stralen gaan tot de eeuwigheid toe, en doordringen tot in de Godheid.

— Daal neêr, dwaal, vraag, zoek en vind!

Haar stem werd verscrikkelijk, zij trad knarsende nader: zij zeide erbarmingloos, met een blik naar de schatkist:

— Of... ween het zelve... in welke marteling ook!