Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/176

Deze pagina is proefgelezen

ratelden, spaakwarrelende, wentelende, snijdende vorens in vleesch en in bloed, bloed en menschenvleesch tot modder. Maar verder-op dansten zij, verder-op zongen zij, vóór zij zich wierpen voor haar Triomf...

Toen trof Emeralda's scherpe blik uit zwarte pupil van karbonkel, uitziende over haar zegeweg.

Een kleine figuur, naakt en blond, die ophief haar kleine kinderhand.

En het Hart van Robijn straalde feller en feller.

Want zij had herkend.

En de begeerte vlamde in haar op: de honger naar meer macht nog en goddelijk te zijn.

Emeralda herkende Psyche. En zij hield haar twaalf paar rossen in, zij mende ze trager en zij hoorde sterven in doodsgejubel het volk onder de langzamere wielen. Het bloed droop af van de raderen, maar de rozenregen viel neêr en verbloemde wat afzichtelijk was: op de bloedmodder regenden de rozen wiet van af de balkons der paleizen.

Emeralda hield stil.

Onder haar zweeg de dood.

Rondom zweeg de stad.

Zij alleen heerschte en straalde-uit haar ontzaglijken waaier van stralen, die de huizen verschroeiden en tot in het luchtruim toe priemden.