Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/183

Deze pagina is proefgelezen

Emeralda strekte haar schepter uit en richtte haar vernietigende stralen.

De stralen braken op het bazalt met knetterende vonken uit een als brekende bliksemschichten.

Emeralda slaakte een kreet, rauw en verscheurend. Zij slingerde haar gebroken schepter weg. Maar zij twijfelde niet aan haar grootere macht, en zij dreigde ten laatste male:

— Verschrikkelijks Sfinx, beef! Ik ben verschrikkelijker dan gij!! Spreek, Sfinx!!!

De sfinx zweeg.

Toen rukte Emeralda aan de teugels.

De razende paarden steigerden, snuivende, schuimende, blazende, brieschende, trappelende, trekkende en reden tegen sfinx op.

Maar de voorste schimmels stieten zich te pletter tegen het godgelijke Bazalt.

Nu slaakte Emeralda kreet na kreet, rauwen kreet na rauwen kreet, die met razernij de woestijn vervulden. Zij rukte de teugels; de paarden in wanhopigen stormloop tegen het onverwrikbare, reden-òp tegen de sfinx, en vielen terug te pletter, warrelden over elkander heen, trappelden over elkander dood; de zegekar spleet en splinterde stuk in een knetterend vuurwerk van vonken juweel, en Emeralda stortte tusschen de altijd nog raderende wielen