Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/19

Deze pagina is proefgelezen

Te zweven naar die zeeën en eilanden, die ginds zoo heel ver, en zoo ijl, wisselden iederen oogenblik, als kon een bries ze veranderen van vorm, van tint, zóó teêr, dat geen voet ze betreden zoû, maar alleen een gewiekte als zij, een vogel, een fee er zachtkens kon zweven over, om te zien al die landschapheerlijkheid, te genieten die droomparadijs-atmosfeer...

O, te vliegen, te zoeken, te dwalen, te zweven...

En uren lang droomde zij, en zat in het kanteel, de oogen ver, de knie in den arm, en haar vleugeltjes lagen uitgespreid, als een kapelletje, dat zat onbewegelijk.


 

III.


Emeralda, zoo heette haar oudste zuster.

Overglanzende mooi was Emeralda, schitterend schoon als geen vrouw in het rijk, geen prinses in andere rijken. Zij was heel groot en vorstelijk van gestalte; zij liep heel recht en fier en trotsch; zij wàs heel trotsch, want na den dood van den koning zoû zij heerschen op den troon van het Rijk van het Verleden. IJverzuchtig op al de macht, die haar deel zoû zijn, wees zij af alle de prinsen,