Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/37

Deze pagina is proefgelezen

naar de leêge lucht. Hare handjes prangden hare borst, zij weende, en hare wiekjes sidderden als in koorts.

Zij stond plotseling, aan het boograam van zijn kamer, zitten den koning, haar vader. Hij zag haar niet, hij las in een rol.

Maar angstig, dat hij zoû zien haar verdriet, haar wanhoop en smachtend verlangen, vluchtte zij weg, langs de tinnen, de wallen, door de gangen en zalen van het kasteel, tot zij kwam in den toren, waar haar voedster zat aan haar spinnewiel, en daar stortte zij neêr aan de voeten der oude, en snikte heel luid.

— Wat is er, mijn liefje? vroeg de oude bes verschrikt. Prinsesje, wat is er?

— Ik heb mijn vleugeltje pijn gedaan! snikte Psyche.

En zij wees aan de voedster den kreuk in haar wiek, die nog niet geheel was uitgestreken.

Toen, met troostende stem en rimpelige hand, streelde de oude voedster langzaam het pijnlijke vleugeltje glad.


 

VI.


De oude koning, door pages geholpen, liet zich langzaam neêr in zijn troon; zijn ministers