Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/66

Deze pagina is proefgelezen

stof; alles is als het is; o, het leven is tróosteloos! Chimera, ik kan nu niet langer! Lief heb ik je met heel mijn ziel, maar als je niet daalt, dan bind ik den knoop van je manen maar los, dan laat ik mijn armen, zoo moê maar los, en dan val ik neêr in het niets...

— Hoû nog een pooze moed. Ginds is de purperen woestijn...

— O, die is mooi! juichte zij. Maar je vliegt er voorbij, altijd voorbij...!

— Wil je er rusten, Psyche?

— O, ja...

— Dan daal ik er neêr... Hoû nog een pooze moed.

Zij hield hem heel vast en zag spiedend uit. Hij repte de wieken, duizelingsnel; ze waaiden een wind om Psyche... Daar doemden in de lucht de purperen zanden aan gouden zee, met parel-borduursel van schuim; de azuren bananen, die wuifden haar kronen in teêrrozen ether...

Haar adem hield Psyche in... Zoû hij er dalen...?

Ja waarlijk, hij daalde... Hij daalde... Zij meende, het purper verbleekte, zoodra hij er daalde, de zee was niet goud meer, het loover niet blauw... Maar toch, toch was het