Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/86

Deze pagina is proefgelezen

— Alles in mijn rijk is blij, dat de koningin is gekomen. Alles is blij, dat de koningin is ontwaakt.

— De koningin van het Heden, murmelde Psyche.

Toen sloeg zij om zijn hals haar arm en leunde aan zijn schouder haar hoofd.

— Eros, sprak zij zacht. Ik heb je lief... Hoe zal ik je zeggen mijn liefde! Mijn spoor van tranen ben je gegaan, mijn zilten tranen heb je gedronken, en uit de woestijn van de borst der onverbiddelijke Sfinx, heb je me geheven in je wagen, getrokken door vlugge griffioenen... Ik heb mij voelen gaan door de lucht, in mijn zwijm, niet met de vaart van den blonden Chimera, wiens hoeven den bliksem ontvonken en donder doen rollen, in den ether hoog... maar zacht gestadig op raderende wielen over wolkjes teêr van den dageraadgloed. Hoe lang zijn wij gereden...? Hoe lang heb ik geslapen? Eros, hoe zal ik je zeggen mijn liefde! Mijne liefde is heel diepe dankbaarheid, omdat je me hebt gered. Mijn liefde is innige erkentelijkheid, omdat je me hebt verzorgd en gelaafd. Mijn liefde is...

Zij zweeg even en rees van het bedde.

— Zeg Psyche, drong hij zacht aan, en stond op.