Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/89

Deze pagina is proefgelezen

Ben ik gelukkig? Eros, heb je me lief: is dit het geluk van het Heden? Eros, heb ik je lief, in dankbaarheid en eerbied, mijn gemaal en mijn koning...?

Hij voerde haar zachtkens meê, de zuilen tusschen— door, de trappen af van kristal. Cupido's fladderden om hen heen, de leeuwerik twetterde heel hoog, de rozen geurden, de beek kabbelde zacht in ondertoon. De lente jubelde welkomst toe, en de fluiten achter de heesters, pepen een dubbellied. De heuvelkling van den horizon was veilig eng en boven rondde de hemel zich als een beker van turkoois.

Alles zong, alles geurde, in het gras zoemden duizend insekten, om de bloemen fladderden vlinders en toen Psyche langs de perken ging aan den arm van haar gemaal, bogen zich alle bloemen huldigend voor haar neêr, de witte slanke leliën, de violen met de lachende oogjes, hooge bloemen en lage bloemen, op lange stengels en korte stengels, en allen wierkookten geur.

Eros wees in het rond.

— Dit is het Heden, Psyche, zeide hij, haar drukkende aan zijn hart.

— En dit is het geluk, dat is als lelie en viooltje... fluisterde Psyche aan zijn lippen.