Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/106

Deze pagina is proefgelezen
Roem vrij uwe ovemacht! Één handvol van mijn helden,
zal meer dan duizenden, zal meer dan lagers gelden!

MATHILDA.

Gaat wreedaarts, die nu juicht bij zoo veel gruweldaân,
gaat, doet geheel het rijk inmijn Gemaal vergaan,
en beeft! Mijn wanhoop zal zijn neêrlaag overleven,
maar zal zijn val ten zoen, verraders, u doen sneven!

DE TRAVA.

Wat waagt men van verraad? — Voor wetteloos geweld
bezweek ons recht! De hulp eens bondgenoots herstelt
de dochter van Castielje in ’t erfgoed van haar vader!
En ik, als wttig Graaf, als haar gemaal te gader,
’k gebied het voor het laatst! Men keere tot zijn plicht!
Het wraakzwaard is gereed, zoo ’t oproer nog niet zwicht!

ALFONSUS.

Men wil ’t, ik aarzel niet! Welaan! Ten strijd getogen,
en ’t recht der kroon door ’t bloed beslist! Het Alvermogen
waakt, Ridders, voor onze eer en voor het vaderland!

THERESIA.

Ontaarde, ja ten strijd gevlogen! ’k Voel me ontbrand
in nooit gevoelde drift om Vorsteneer te wreken!
Geen kracht zal in den strijd aan dezen arm ontbreken!
Veroordeeld door het lot, stelt ge u vergeefsch te weêr!
Op heden stort uw trots voor ’s hemels bliksem neêr!

(Zij vertrekt met haar echtgenoot en gevolg.)



ZESDE TOONEEL
DON ALFONSUS, DONA MATHILDA, DON EGAS, Portugeesche Edellieden.


ALFONSUS.

Ten strijd dan, zoo ’t moest zijn! Komt, spoeden wy, mijn helden!
en rook’ het Moorsche bloed op dees roemruchte velden,