Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/107

Deze pagina is proefgelezen
door hen ontheiligd! ’k Ga u voor, waar ’t de eer gebiedt!
Welaan! de pijn versmoord van ’t wreedste zielsverdriet!
De hand vergeten, met uw haters saamgezworen.
mijn Portugal! om my den boezem te doorboren!
’k Ben de uwe, de uwe-alleen, zoo lang heir de oorlog woedt
en aan uw vrijheid wijde ik meer nog dan mijn bloed!
Komt, gaan wy, laat dees dag een schooner zege tuigen,
dan ooit den Saraceen den snooden kop deed buigen!
en dan…… herneem uw prooi, verteerend smartgevoel!

(Tot Mathilda.)

En gy, mijn dierbre, o! weer de wanhoop! ’t krijgsgewoel
is niet, wat my bereigt met de ijslijkste gevaren!
Vertrouw, de kampstrijd zal hem aan uw liefde sparen!

MATHILDA

De moed mag wondren doen, maar de overmacht verplet!.

ALFONSUS.

Het vaderland in nood, geliefde moet ontzet!
Zy zal het door den moed van mijn rechtschapen Ridderen!
En ’k weet, zoo min als zy, voor de overmacht te sidderen!
Vaar wel! Gy ziet weldra my als verwinnaar weêr!

(Hy vertrekt met de zijnen.)

MATHILDA.

O hemel! stem mijn beê…… Helaas! Ik kan niet meer!

(Zy zijgt in een armstoel neder.)




VIJFDE BEDRIJF.
EERSTE TOONEEL.


DONA MATHILDA, alleen.

Hoe is mijn borst beklemd ! mijn geest ter neêrgeslagen !
O angsten, drukkender dan ' t onheil zelf te dragen !
O angsten, groeiende met ieder oogenblik !
Helaas! het minst gerucht vervult mijn hart van schrik!