Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/110

Deze pagina is proefgelezen
Wie meldt de menigte der reeds gevallen helden?
De aanvallers dringen aan met leeuwenkracht. De Moor
biedt hun wanhopig weêr, en gaat hun woede door!
Maar wat verduurt de kracht van Don Alfonsus degen?
Waar hy dien bliksem zwaait, staat hem geen vijand tegen;
en mogelijk had de Moor, voor zijnen arm beducht,
zich reeds beveiligd door een overhaaste vlucht!
Maar Trava en zijn Gâ, die woedend op ons vielen,
en steeds vooruit zijn in het heetst des strijds, bezielen
hun bondgenooten met den haat, die in hen brandt!
Doch wat die woeste moed vermag, hun tegenstand
(geen twijfel!) zal wledra voor eedler moed bezwijken.
Toen ik het slagveld loet, zag ’k reeds allengs hen wijken!
Verwacht elk oogenblik de tijding van hun val,
Mevrouw! ik spoed naar ’t oord, dat dien getuigen zal!



DERDE TOONEEL
DONA MATHILDA, daarna DONA LEONORA.


MATHILDA.

O onverwachte troost, gy schenkt my ’t leven weder!
Voltooi dien zegepraal, o hemel, en verneder
den haat, die aan den rang van mijn Gemaal gehecht
de wreedste foltring schiep uit een zoo zaalgen echt!

(Tot Leonora, die binnen treedt.)

Wat brengt mij Leonoor? wat heeft uw oog vernomen?
Is reeds mijn echtgenoot 't gevreesd gevaar ontkomen?
Heeft de overwinnin g zich voor de onzen reeds verklaard.

LEONORA.

Van op den torentrans heeft lang mijn oog gestaard
op ’t slagveld, dat eerlang ons noodlot moest bepalen!
’k Zag ’t zwaardgeflikker in den gloed der zonnestralen,
mijn oog vernam den krijg- en woede- en wanhoopkreet
der strijdren, die geen blijk my onderkennen deed,
in ’t wisselend gewoel der wapenen verzwolgen.
Zoo mocht mijn oog alleen den stand der legers volgen;