Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/113

Deze pagina is proefgelezen
Zijn hart ontbrandt in drift: „ Uw straf hoort my, verrader!”
dus galmt hy vurig uit: „Gy, schimmen van mijn Vader,
„te lang ontheiligd door zijn overmoed! Zijn val
„verzoen’ dit uur uwe asch en de eer van Portugal!”
Hy spreekt, en heeft met een den tweestrijd aangevangen,
van wiens beslissing ’t lot der legers af zal hangen,
Lang wiefelt de oorlogskans: lang vindt des wrekers hand
in ’s vijands grijs beleid hardnekkig tegenstand.
Nu waagt hy ’t uiterste, om ’t uiterste te trachten,
en tilt het zwaard om hoog, en zamelt al zijn krachten,
en klieft de koopren helm, en met hem ’s dwingelands kop!
De galm des zegekreets heft zich ten hemel op,
de kreet der woede van den vijand galmt hem tegen.
De wanhoop van den Moor is nu ten top gestegen.
Hy wil in blinden moed zich wreken en vergaan!
De trouwlooze Afgezant voert zelf hen op ons aan:
’t is vruchtloos: ’s vorsten staal heeft ras zijn borst doorstoten,
en alles is gedaan! Zijn woeste krijgsgenoten
verliezen met zijn dood hun redeloozen moed,
en vlieden over ’t veld, bedekt met stroomen bloed.
Uw Egaâs moeder zelf zoekt vruchteloos door te breken
om d’ echtgenoot, wiens lot zy pas vernam, te wreken:
de stroom der vluchtenden vervoert haar met geweld!
De Ridders middlerwijl vergaderd op het veld,
biên hulden aan uw Gemaal voor zoo veel deugdbetooning:
de lucht herhaalt op eens hun kreten: LEEF DE KONING!
Het is die naam voortaan, waaronder Portugal
zijn redder en ’t geslacht zijns redders eeren zal!
De stad weêrgalmt dien naam, van blijdschap uitgelaten,
’t snelt alles samen door haar vrijgevochten straten,
om d’ aangebeden Vorst den eersten groet te biên.
Gy zult weldra, Mevrouw! hem in deze oorden zien.
Elke oogwenk toevens tergt zijn ongeduld!

(Men hoort het gejuich der menigte van verre.)

Hy nadert.
De kreet van ’t juichend volk rondom zijn schreên vergaderd,
verkondigt ons den Vorst!