Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/146

Deze pagina is proefgelezen
dat ons en ons geslacht de bliksem van Jupyn
verdelgen zou, zoo 'k nog mocht wederspannig zijn;
en dat zijn hooge wil reeds voorlang had besloten,
dat my mijn vader uit zijn armen moest verstoten
en nimmer weêrzien mocht. Wanhopig scheidden wy,
rampzalige offers van de scherpste dwinglandij.
Doch onderwerping zelfs mocht Io niet meer baten!
Ik had den grijzaart naauw en zijn verblijf verlaten,
of 'k zag my dus misvormd! Mijn voorhoofd, eens zoo fier
op d'eerbren maagdenblos, verlaagt my tot het dier.
Maar weinig nog: gezweept door angsten zonder voorbeeld,
zag 'k, Lerna in het eind genaderd, my veroordeeld,
eens herders wenk te ontzien, die 't honderdvoudig oog
steeds wakende op my richtte, en last had van omhoog
mijn schreden gå te slaan, en me op 't wreedaardigst kwelde.
'k Weet niet wat keer van 't lot dat gruwzaam monster velde.
Hy viel. Maar 't helsche beeld leeft in mijn zwak gemoed,
en spreidt me een nieuwen schrik door 't fel verhitte bloed.
Zoo vluchte ik voor my-zelf wanhopig over de aarde,
Welaan, ik openbaarde
en zoek vergeefs den dood.
u de oorzaak en den loop van mijn hardnekkig leed;
ontvouw my 't oovrig thands, zeg moedig 't geen gy weet.
Ik smeek, verbloem my niets uit ijdel mededogen:
ik vrees niets erger thands, dan dat 'k dus werd bedrogen!

DE REI.

    O dag van nooit beproefde smart!
    hoe wordt op ieder stond mijn hart
   door slag op slag van een gereten!
'k Zie goden uit hun rang in d'afgrond neêrgesmeten :
    ik zie de onnoozelheid verdrukt
    en onder jammeren gebukt,
   waar 'k nooit me een denkbeeld van kon maken!
Hoe wenschte ik, ach! Prometheus boei te slaken!
    Hoe meng 'k mijn tranen aan uw klacht,
o Iö! Dat voor 't minst mijn rouw uw smart verzacht'!

PROMETHEUS.

Gy treurt om haar verhaal. Gy zult nog bittrer treuren,
wanneer gy weten zult het geen nog moet gebeuren!