Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/147

Deze pagina is proefgelezen


DE REI.

Zoo spreek! wy luisteren. Deel haar een uitzicht meê
op 't end, hoe ver nog af, van haar onlijdlijk wee!

PROMETHEUS.

Uw ongeduld heeft thands geen uitstel meer te wachten.
Gy, Iö, geef gehoor, en wapen u met krachten!
Gy zult van my verstaan hoe en tot welk een tijd
gy 't offer nog moet zijn van min en minnenijd!
Het Oosten roept u 't eerst. Gy zult uw schreden wenden
naar 't woeste Scythië, wier onbeschaafde benden
geen vaste haardsteên, maar slechts tenten, met hen rond
gedragen kennen, en verplaatst op ieder stond.
Zoek geen gastvrijheid daar, maar schuw hen na te komen.
Trek door dit aaklig oord in allerijl, de stroomen
der zee langs, die ' t bespoelt, tot aan Hybristes vloed.
Treed daar den oever op, tot waar die stroom den voet
des Caucasus ontspringt, die de aarde met de kimmen
tot één te voegen schijnt. Gy moet dien overklimmen,
en keeren u naar 't Zuid. Hier wordt door de Amazoon
naby Thermodons vloed u teedre hulp geboôn,
en de enge zee getoond, die gy moet overvaren,
en die aan 't nageslacht de erinn'ring zal bewaren
dat gy door dezen weg het andre werelddeel
bereiktet! - Gy verschrikt, ' t geen ' k spel schijnt u te veel!
Onnoozle, kent Jupyn of deernis of genade?
Om u versmaadde hy in dartle lust zijn gade;
maar om dier liefde wil u hulp of troost te biên....
wacht dit van hem niet, die gewoon is niets te ontzien!

IÖ.

O goden!

PROMETHEUS.

Iö, moed! en wil die wanhoop smoren!
Gy eischtet dat ik sprak. Gy hebt nog meer te hooren.

DE REI.

Helaas! is nog de maat dier rampen niet vervuld?

PROMETHEUS.

Niet vóór het tijdstip, dat gy straks vernemen zult.