Deze pagina is proefgelezen
IÖ.
Is 't mooglijk? Van mijn kroost hebt gy uw heil te wachten?
PROMETHEUS.
Van 't kroost uit uwen schoot na dertien nageslachten.
IÖ.
't Is duister voor mijn geest, wat my uw mond voorspelt.
PROMETHEUS.
Welaan! u zij de keus, wat wenscht gy dat ik meld',
of d'afloop van uw reis, of d' afloop van mijn plagen?
of d'afloop van uw reis, of d' afloop van mijn plagen?
DE REI.
Ontzeg ons niet, kan 't zijn, van beiden te gewagen!
Haar hebt ge ' t een beloofd, vergun aan onze beê
het ander : één gevoel treft ons om beider wee!
Haar hebt ge ' t een beloofd, vergun aan onze beê
het ander : één gevoel treft ons om beider wee!
PROMETHEUS.
Gy, wie uw deernis noopt den balling niet te laten,
hoe wreed hem ' t lot vervolgt, hoe fel de goôn hem haten,
wat zoude ik ooit uw beê, ontsproten uit een zucht
van weldoen, afslaan ? neen ! En gy, schep eindlijk lucht,
beklagenswaarde maagd! wy zijn aan 't eind gekomen
der rampen, die uw jeugd, uw onschuld overstroomen.
Ik meldde u langs wat weg gy uit dit werelddeel
't naburig Azië zult intreên, een tooneel
van nieuwen schrik. Hier hebt ge Phorcys kroost te mijden,
wien beide zon en maan 't weldadig licht benijden,
het menschdom hatend, en van wederzij verfoeid
door al wat sterflijk is. Een nest van slangen broeit
op 't hoofd wiens aanschijn moordt. Wacht, wacht u haar te naderen!
Vermijd de reuzen ook die 't oevergoud vergaderen
der Arimaspias. Met één oog uitgerust
aâmt hun misvormd gelaat de moord- en plonderlust.
Gy, waan geen vreemdlingsrecht by deze monsters heilig!
Nu opent zich voor u een landstreek meerder veilig.
U buigt de Egyptenaar zijn schedel, zwart geblaakt
door 't zonvuur, waar geen wolk een frisschen droppel slaakt!
Heil, heil u, wen de Nyl zijn zegenende golven
hoe wreed hem ' t lot vervolgt, hoe fel de goôn hem haten,
wat zoude ik ooit uw beê, ontsproten uit een zucht
van weldoen, afslaan ? neen ! En gy, schep eindlijk lucht,
beklagenswaarde maagd! wy zijn aan 't eind gekomen
der rampen, die uw jeugd, uw onschuld overstroomen.
Ik meldde u langs wat weg gy uit dit werelddeel
't naburig Azië zult intreên, een tooneel
van nieuwen schrik. Hier hebt ge Phorcys kroost te mijden,
wien beide zon en maan 't weldadig licht benijden,
het menschdom hatend, en van wederzij verfoeid
door al wat sterflijk is. Een nest van slangen broeit
op 't hoofd wiens aanschijn moordt. Wacht, wacht u haar te naderen!
Vermijd de reuzen ook die 't oevergoud vergaderen
der Arimaspias. Met één oog uitgerust
aâmt hun misvormd gelaat de moord- en plonderlust.
Gy, waan geen vreemdlingsrecht by deze monsters heilig!
Nu opent zich voor u een landstreek meerder veilig.
U buigt de Egyptenaar zijn schedel, zwart geblaakt
door 't zonvuur, waar geen wolk een frisschen droppel slaakt!
Heil, heil u, wen de Nyl zijn zegenende golven