Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/158

Deze pagina is proefgelezen

CASSANDRAAS VOORZEGGING.


EEN FRAGMENT
UIT
ESCHYLUS AGAMEMNON.



CLYTEMNESTRA, CASSANDRA, DE REI.


CLYTEMNESTRA tot Cassandra.


Stijg af, en volg mijn schreên, Cassandra! Zoo de goôn
u redloos teisterden met Trojes staat en troon,
en doemden tot slavin, by 't zinken van haar wallen:
geen harde slavernij is u te beurt gevallen!
Ja, kluisters vielen vaak ten deel aan 't edelst bloed!
Heeft niet ook Hercules des noodlots toorn geboet
en ketenen getorscht? - Bevoorrecht moogt ge u roemen,
dat gy geen anderen dan Vorsten heer moet noemen!
Verplettend is de last van opgekomen macht:
de hand, den toom gewoon der heerschappij, is zacht.


DE REI.


Verstandig is dees taal. Gy, vreemde, leer de slagen
van 't noodlot met geduld (het morren baat niet) dragen!


CLYTEMNESTRA.


Zy onderwerpe zich aan een onmijdbre smart!
De troost, dien ik haar bied, dringt zeker haar door 't hart,
zoo slechts 't barbaarsch gehoor zich aan de Grieksche klanken
niet weigere!


DE REI tot Cassandra.


      Gy moogt uw koninginne danken
voor zulk een wijzen raad en volgen dien gedwee!


CLYTEMNESTRA.


'k Heb reeds te veel vertoefd. Reeds bracht men 't offervee
by 't plechtig feestaltaar. Erkentlijk vier ik heden
den dag der wederkomst, zoo vurig afgebeden!