Deze pagina is proefgelezen
DE REI.
Helaas! het blijkt, het blijkt te zeer,
dat ge ons iets ijslijks hebt te spellen!
'k Bevroed het uit dien toon van wanhoop, maar nog meer
uit de angsten die mijn eigen hart beknellen!
dat ge ons iets ijslijks hebt te spellen!
'k Bevroed het uit dien toon van wanhoop, maar nog meer
uit de angsten die mijn eigen hart beknellen!
CASSANDRA.
O afschrikbarend lot van een gevallen stad!
o Troje, Troje! vruchtloos had
mijn vader uw behoud door zoo veel duizendtallen
van offeranden afgebeên!
Ik zag, helaas ! uw muren vallen,
uw vorsten in het stof vertreên!
uw vorsten, wie de goôn, als heel hun rijk verfoeien!
Mijn bloed alleen ontbrak hun woede nog ; 't zal vloeien!
o Troje, Troje! vruchtloos had
mijn vader uw behoud door zoo veel duizendtallen
van offeranden afgebeên!
Ik zag, helaas ! uw muren vallen,
uw vorsten in het stof vertreên!
uw vorsten, wie de goôn, als heel hun rijk verfoeien!
Mijn bloed alleen ontbrak hun woede nog ; 't zal vloeien!
DE REI.
Hoe kwelt die godheid u, wier adem u bezielt!
Die invloed is geen gunst, maar foltring, niet te dragen!
De komst vooruit te zien van zulke schrikbre dagen.
verdubbelt slechts het kwaad, terwijl 't de hoop vernielt!
Die invloed is geen gunst, maar foltring, niet te dragen!
De komst vooruit te zien van zulke schrikbre dagen.
verdubbelt slechts het kwaad, terwijl 't de hoop vernielt!
CASSANDRA.
Welaan! mijn angstig hart, van sombre orakels zwanger,
geev' zich in 't einde lucht! 'k Omwikkel thands niet langer
de waarheid, die ik zie, in woordenduisterheid!
Verschijne dan voor u de toekomst, ons bereid!
Gy, volgt mijn schreên, en voer' mijn hand u tot de boorden
diens Oceaans van ramp, die al te dra deze oorden
moet overweldigen ! — Herdenkt den vroeger tijd!
Is, is dit schrikpaleis niet aan den vloek gewijd
der Eumenieden? Ziet, den roodgevlekten drempel
omzwerven zy verwoed, en merken met den stempel
der onontgaanbre wraak geheel dit schendig oord,
tooneel van broederhaat, van overspel, en moord,
en kinderslachting, die de Zon terug deed treden....
Wel nu! ben 'k onderricht van 't weggesneld voorleden?
Slaat men mijn wichlarij nog roekloos in den wind?
Ziet ge enkel in dees taal een vrouw, van smart ontzind?
En kent gy d'invloed van een godheid niet? Spreekt, grijzen!
Deelt me uw gevoelens meê!
geev' zich in 't einde lucht! 'k Omwikkel thands niet langer
de waarheid, die ik zie, in woordenduisterheid!
Verschijne dan voor u de toekomst, ons bereid!
Gy, volgt mijn schreên, en voer' mijn hand u tot de boorden
diens Oceaans van ramp, die al te dra deze oorden
moet overweldigen ! — Herdenkt den vroeger tijd!
Is, is dit schrikpaleis niet aan den vloek gewijd
der Eumenieden? Ziet, den roodgevlekten drempel
omzwerven zy verwoed, en merken met den stempel
der onontgaanbre wraak geheel dit schendig oord,
tooneel van broederhaat, van overspel, en moord,
en kinderslachting, die de Zon terug deed treden....
Wel nu! ben 'k onderricht van 't weggesneld voorleden?
Slaat men mijn wichlarij nog roekloos in den wind?
Ziet ge enkel in dees taal een vrouw, van smart ontzind?
En kent gy d'invloed van een godheid niet? Spreekt, grijzen!
Deelt me uw gevoelens meê!