Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/196

Deze pagina is proefgelezen
en de lof-, en treur-, en lijkzang vloeide met een tranenplas
op het eerlijk graf der helden, dierbaarst offer aan hun asch!
Dichters! dit ’s een zang, u waardig, en de redders van Euroop!
Zingt hen aan het roemrijk einde van hun aardsche levensloop!
Wie de zege mocht beleven, huldigt heel een juichende aard;
maar den dooden held te kroonen, bleef voor uwe hand bewaard!
Zoo vereeuwig’ hen uw zangtoon, en vervang’ het ruwer lied,
dat de volheid van mijn boezem aan hun nagedachtenis biedt!

   Wanhopig op het graf gebogen
    van ’t kroost, gesproten uit haar schoot,
   verwijt, met blind gekreten oogen,
    het brekend moederhart zijn dood
   aan heel de wereld, die haar ’t leven
    van den op ’t roemrijk oorlogsveld
   voor ’t Vaderland gevallen held
     niet weêr kan geven!

   Zy vloekt den oorlog en zijn plagen,
    verwenscht dat onmeêdoogend zwaard,
   naar dolle staat- en eerzuchtsvlagen
    verdelger van de kermende aard;
   het hem, die, uit een rots gesproten,
    het eerst het gruwelstuk bestond,
   ’t metaal te delven uit den grond,
   om ’t in een menschenborst te stoten!

   Rampenzalige! Ja! wy ook trerren
    in uw onlijdelijke smart!
   Wie ’t zwaard voor ’t onrecht op kan beuren,
    is meê vloekwaardig aan ons hart!
   Het bloed, dat druppelt van zijn handen,
    zal op hem kleven tot in ’t graf,
    en tot een eindelooze straf,
     op ’t schuldig harte branden!

   Maar wie, om de eerbanier te volgen
    van Recht en Onschuld, ’t zwaard aanvat,
   dien is geen Godheid ooit verbolgen
    om ’t bloed, dat om zijn voeten spat!
   Die hiervoor dood- en krijgsgevaren