Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/197

Deze pagina is proefgelezen
    met onverschrokken hart bespot,
    diens degen is gewijd aan God,
     den God der legerscharen!

   Dit zwaard, o oordelijke helden!
    blonk in uw ridderlijke vuist
   op Waterloos roemruchte velden;
    en Frankrijks krijgsmacht werd verguisd!
   Te sterven onder ’t zegepralen
    was ’t wenschlijkst lot voor uwen moed,
    gy, braven! die met eigen bloed
   Europes vrijheid mocht betalen!

   Dus wenschten die rechtschapen zielen,
    en ’s Hemels wil bestemde ’t zoo!
   Met d’ overwonnen vijand vielen
    ze op ’t zoenaltaar van Waterloo!
   Nog treurt Europe in ’t triumfeeren
    om ’t heldenvolk dat zy verloor,
    en dankbaar zal zy, de eeuwen door,
   hun zegepraal, hun graf vereeren!

   Dat lijkcypressen ’t oord versieren,
    waar ’t zielloos lichaam molmt tot stof,
   en eeuwig groenende laurieren
    verkondigen des dooden lof!
   De wind, die dartelt in die luchten,
    verspreide op d’ uitgestrekten vlerk
    den naam, die schittert op den zerk,
   en dien den vijand nog zal duchten!

   Waar ’t bloed gevloeid heeft dier getrouwen,
    daar durft geen vijand ooit meet staan!
   By wien hun tombe mag aanschouwen
    zal nooit de vrijheidszucht vergaan!
   Zoo voer’ de heiligste der dagen
    het nakroost samen op hun graf,
   en legge ’t daar den eed met geestdrift af,
om nimmermeer den vreemden dwang, der vreemden naam te dragen!