Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/198

Deze pagina is proefgelezen

GEVOEL.



O! wie beschrijft my ’t geen gy zijt,
gevoel van ’t kloppend harte,
wiens werking vaak de ziel verblijdt,
maar meer nog klemt in smarte!

Gy, mijner Dichtkunst ziel en doel!
gy zijt de bron mijns levens!
maar, overweldigend gevoel!
die van mijn sterven tevens!

Gy zijt de onwederstaanbre gloed,
die my tot dichter maakte!
die in mijn rusteloos gemoed
sints de eerste kindschheid blaakte!

Gy zijt die min, wier zaal’ge smart
mijn eerste zuchten riepen,
toen in ’t nog pas ontluikend hart
der driften stormen sliepen.

Gy zijt die zucht naar hooger lust
dan van een nietige aarde,
waardoor ’k my-zelven ben bewust
van een verheevner waarde!

Gy zijt, ’t geen my verbindt met Hem
voor wien de Serefs knielen!
Gy zijt de weêrgalm van Zijn stem
in onze doffe zielen!

Gelijk de poging van het kind,
dat zwikt by iedre schrede,
en ieder stond zich hulploos vindt
zoo is de kracht der Rede!

Maar als gy onze stappen leidt,
gevoel, van God gegeven!
zoo snellen wy ter zaligheid,
door ’t stormen heen van ’t leven!