Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/200

Deze pagina is proefgelezen
  boven 't krijgsrumoer verkoren,
  schoon geen faam in menschlijke ooren
   uw bedrijven galmen deê?

  Gy, Homeeren en Pindaren!
  als aan uw gewijde snaren
   die verheven toon ontviel,
  dien der eeuwen dichtkoralen
   met een heil'ge drift herhalen;
   wat gevoelde toen uw ziel?

  Of wat deed uw boezems zwellen,
  Praxitelen en Apellen!
   als ge uit marmer goden schiept,
  als ge op ziellooze paneelen
  met een zwaai van uw penseelen
   leven uit den hemel riept?

  Was het om een naam te winnen
  by een volkshoop, wuft van zinnen?
   Of op dat eens onder de aard
  uw gebeente nog mocht juichen
  als de naneef zou getuigen
   hoe verheven ge eenmaal waart?

  Vorsten, helden, malers, dichters!
  onvergangbre gloriestichters!
   ver van u die gloriedorst!
  't Is om waarlijk groot te wezen,
  niet als groot te zijn geprezen,
   dat de drift roept van uw borst!

  Neen! die drift is te verheven!
  hoort niet tot dit menschlijk leven!
   is een vonk van Gods verstand!
  En gy zijt, wanneer gy wetten
  aan geheel een aard durft zetten,
   werktuig in een hooger hand!

  Hollands taal, zoo rijk, zoo krachtig,
  is het echte woord niet machtig,
   dat ons uitdrukt, 't geen gy zijt,