Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/213

Deze pagina is proefgelezen


Zie daar de gaaf der Poëzy!
Het ideaal van dicht vermogen,
Verwant aan heilige profecy,
Als zy, gezante van den hoogen!
Wat is, by dit het, het maatgeluid
Van ongewijde chithertonen,
Die de aarde toejuicht, waar we op wonen,
Geen ziel, die uit den hemel spruit?

Wat, dan het nederige riet
Bij den standvasten Vorst der boomen?
Wat, dan een nameloze vliet
By Donau-, Rhijn-, en Wolgastroomen?
Wat, dan, by zomermiddaggloed,
Het wufte hupp'len der kapellen,
By 't aarde- en luchtverbazend snellen
Des Aadlaars, die de zon ontmoet?



 

VRIJHEID.

Odi profanum vulgus.
HORATIUS.
Het oproer heeft zich door de volken
als een verslindend vuur verspreid!
Een woeste kreet heeft tot de wolken
zijn daverenden galm verbreid!
Een leus van waanverstand en logen
verrijst Godlasterend ten hoogen;
en 't zinneloos Euroop juicht toe!
't Juicht toe, en ziet met gretige oogen
naar 't uur uit, dat een gruwzaam pogen
het in den afgrond zinken doe!

Om Vrijheid schreeuwen die verwaten,
om Vrijheid, bandloos als de orkaan,
die uit zijn kerker losgelaten
een halve wereld doet vergaan!
Om Vrijheid ― van de hemelwetten!
Om Vrijheid — de onschuld te verpletten,
en wat hun driften weêr durft biên!